Rechtbank Rotterdam 13 november 2017, Laura H.
(ECLI:NL:RBROT:2017:8858)
Essentie
Nadat Laura H. is uitgereisd naar IS-gebied, keert zij terug naar Nederland. Ze wordt verdacht van medeplegen van deelneming aan een terroristische organisatie IS [feit 1] en medeplegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het door dan wel namens IS begaan van terroristische misdrijven in Syrië en Irak [feit 2].
Rechtsregel
Laura H. wordt vrijgesproken van het medeplegen van deelneming aan een terroristische organisatie IS, maar wordt schuldig bevonden aan het medeplegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het door dan wel namens IS begaan van terroristische misdrijven in Syrië en Irak.
Inhoud arrest
De Nederlandse Laura H. is met haar man naar Syrië afgereisd en is gaan wonen in het kalifaat. Op enig moment is zij weer teruggekeerd naar Nederland vanuit dit IS-gebied. Ze wordt verdacht van medeplegen van deelneming aan een terroristische organisatie IS [feit 1] en medeplegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het door dan wel namens IS begaan van terroristische misdrijven in Syrië en Irak [feit 2].
Feit 1:
Volgens de rechtbank kan niet bewezen worden dat Laura H. heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie IS. Het enkele verblijven en zich vestigen in IS-gebied is hiervoor onvoldoende. Ook het onderhouden van haar kinderen en man in IS-gebied is onvoldoende voor een bewezenverklaring voor enige betrokkenheid bij de IS. De activiteiten en het gedrag van Laura H. ziet de rechtbank als burgerschap van de IS, maar dat is niet hetzelfde als lidmaatschap zoals in art. 140a Sr wordt bedoeld.
Feit 2:
Het voorbereiden van terroristische misdrijven is strafbaar gesteld in art. 96 lid 2 Sr. De verdediging stelt dat Laura H. niet precies wist wat de IS was en bovendien niet wist dat haar man zich bij deze groep zou aansluiten. Laura H. dacht in neutraal gebied te gaan wonen waarin zij een gelukkig leven kon leiden in het ‘Shaam’-gebied. Oftewel: in juridische termen werd betwist dat Laura H. het oogmerk had op het voorbereiden van terroristische misdrijven dan wel dat zij voorbereidingshandelingen heeft verricht.
De rechtbank stelt dat Laura H. voor haar uitreis al wist van de sympathieën van haar man voor de IS en zijn wens naar Syrië te vertrekken. Dit blijkt uit de verklaringen van de verdachte zelf. De vraag is of Laura H. ook wetenschap had dat de IS terroristische misdrijven pleegde. De rechtbank stelt dat, ook al pleegden IS-leden in Europa zelf toen nog geen aanslagen, de media wel volop aandacht besteedden aan de gruwelijke terroristische misdrijven die in Syrië en Irak werden gepleegd, zoals onthoofdingen en verbrandingen van mensen. Verder betrekt de rechtbank meerdere verklaringen van de verdachte en chatgesprekken tussen haar en haar vader in zijn oordeel.
Dat oordeel luidt als volgt. De rechtbank acht Laura H. schuldig en stelt dat Laura H. wetenschap had van het voornemen van haar man om zich bij de IS aan te sluiten, dat zij wist van zijn deelname aan de IS en dat zij bekend was met de gruwelijke terroristische misdrijven die de IS toen pleegde.
Overmacht
De verdediging doet nog een beroep op art. 40 Sr: overmacht. Laura H. werd mishandeld door haar man. Daardoor zou zij een zodanige van buiten afkomende drang ervaren waaraan zij redelijkerwijs geen weerstand kon, noch behoefde te bieden.
De rechtbank gaat hierin niet mee. Uit de verklaring van de verdachte blijkt immers dat zij het uitreizen naar Syrië als haar laatste hoop zag. Ze hoefde zich geen zorgen meer te maken om Jeugdzorg die dreigde haar kinderen bij haar weg te halen en de mishandelingen van haar man zouden stoppen. De rechtbank stelt dat Laura H. in haar situatie naar andere oplossingen voor haar situatie had moeten zoeken, hoe schrijnend deze ook was, in plaats van uit te reizen naar Syrië. Het is volgens de rechtbank niet aannemelijk geworden dat Laura H. redelijkerwijs niet meer anders kon dan uitreizen naar Syrië.