ECLI:NL:RBOVE:2020:1694 (Verschoningsrecht Jehova’s Getuigen)

Rechtbank Overijssel, 8 mei 2020, Verschoningsrecht Jehova’s Getuigen
(ECLI:NL:RBOVE:2020:1694)

Door Esmee Kuipers

Essentie

De rechtbank Overijssel oordeelt in een klachtenprocedure waarin Jehova’s Getuigen en vijf ouderlingen bezwaar maken tegen inbeslagname van stukken in strafrechtelijke onderzoeken naar seksueel misbruik. Omdat zij geen geestelijk hulpverlener zijn en deel uitmaken van een rechterlijk comité hebben zij geen verschoningsrecht.

Rechtsregel

De rechtsvraag die de rechtbank moet beantwoorden is of klagers, die naar aanleiding van een verdenking van seksueel misbruik een rechterlijk comité hebben gevormd, een beroep op het professionele verschoningsrecht kunnen doen als bedoeld in artikel 218 Sv.

Inhoud

Op een aantal locaties in Nederland hebben doorzoekingen plaatsgevonden. Dit vond plaats in het kader van strafrechtelijke onderzoeken naar seksueel misbruik binnen de Christelijke Gemeente van de Jehovah’s Getuigen in Nederland. De aanleiding van het onderzoek zijn aangiftes tegen negen leden van de gemeenschap.

Uit documenten is vast komen te staan dat het OM de doorzoekingen heeft verricht omdat bij een beschuldiging van seksueel kindermisbruik binnen de gemeenschap een rechterlijk comité wordt gevormd door Gemeenteouderlingen. Dit comité beslist of het beschuldigde lid in de Gemeente kan blijven, wat afhangt van de vraag of het lid spijt heeft. Door het comité wordt een samenvatting van de procedure opgemaakt en bewaard. Deze samenvatting bevat de relevante feiten en de uiteindelijke beslissing over de geestelijke status van iemand in de Gemeente. Omdat deze samenvattingen mogelijk zouden kunnen bijdragen aan het bewijs tegen de verdachten, is de uitlevering van de gegevens van de negen leden verzocht. Klagers zijn in de onderzoeken niet aangemerkt als verdachten, maar mogelijk als Gemeenteouderlingen die onderdeel uitmaakten van het rechterlijk comité en wisten waar de samenvattingen van deze procedures waren opgeslagen. Aangezien geen documenten werden uitgeleverd, is alsnog overgegaan tot het doorzoeken van het hoofdkantoor van de Christelijke Gemeente van de Jehovah’s Getuigen, de woningen van een aantal klagers en de Koninkrijkszalen in Assen en Dordrecht. Hierbij zijn diverse goederen in beslag genomen, over welke inbeslagname is geklaagd.

De rechtbank overweegt dat er zich wellicht situaties kunnen voordoen waarin een ouderling wél verschoningsgerechtigd is, maar is in deze situatie van oordeel dat ouderlingen van de Christelijke Gemeente van de Jehovah’s Getuigen, deel uitmakend van een rechterlijk comité, zich niet kunnen beroepen op het verschoningsrecht. De informatie die binnen het rechterlijk comité wordt gedeeld, wordt ouderlingen niet toevertrouwd in hun rol als hulpverlener, maar in hun rol als lid van het rechterlijk comité. Bij het melden van seksueel misbruik binnen de Gemeente zijn ouderlingen, onafhankelijk van de vraag wie die melding maakt, dus geen geestelijk verzorgers die aan anderen hulp verlenen. Er kan niet worden gezegd dat aan de ouderlingen geheimen worden toevertrouwd door hulpzoekenden zonder dat het risico aanwezig is dat deze geheimen met anderen worden gedeeld.

De rechtbank oordeelt dat de Christelijke Gemeente van de Jehovah’s Getuigen een rechtspersoon is aan wie geen zelfstandig verschoningsrecht toekomt. De in artikel 218 Sv gebruikte bewoordingen “hun stand, hun beroep of hun ambt” wijzen namelijk op een persoonlijke vertrouwensrelatie. Naar het oordeel van de rechtbank druist het uitbreiden van de categorie van verschoningsgerechtigden tegen die persoonlijke vertrouwensrelatie in.