ECLI:NL:RBOBR:2022:1241 en ECLI:NL:RBOBR:2022:1242 (Ongeluk kermisattractie leidt tot vervolging)

Rechtbank Oost-Brabant 5 april 2022, Ongeluk kermisattractie leidt tot vervolging
(ECLI:NL:RBOBR:2022:1241 en ECLI:NL:RBOBR:2022:1242)

Door Julia Ligtenberg

Essentie

In deze twee zaken staat een kermisexploitant uit Bergen op Zoom voor de rechter. In september 2019 is een arm van de attractie Deca Dance afgebroken, terwijl de attractie op volle snelheid draaide. Daarbij zijn een vader en zijn zoontje zwaargewond geraakt. De verwondingen aan het rechterbeen van de vader zijn zo ernstig dat zijn been deels moest worden geamputeerd. In de eerste zaak wordt de feitelijk leidinggevende vervolgd. In de andere zaak wordt gekeken naar de strafbaarheid van de kermisexploitant als rechtspersoon.

Rechtsregel

De rechtbank oordeelt ten aanzien van de rechtspersoon dat sprake is van schuld in de zin van artikel 308 Sr. Hiervoor moet sprake zijn van een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Tussen de gemaakte fouten van de rechtspersoon en het letsel van vader en zoon moet voldoende oorzakelijk verband bestaan en er moet sprake zijn van voorzienbaarheid.

Een rechtspersoon kan daarna als dader worden aangemerkt indien de gedragingen in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.

Als is vastgesteld dat de verboden gedragingen aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend, moet de vraag worden beantwoord of de verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Van feitelijke leidinggeven aan de verboden gedraging is sprake indien — ten eerste — de verdachte maatregelen ter voorkoming van die gedraging achterwege laat, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is, en hij — ten tweede — bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk bevordert (HR 16 december 1986, NJ 1987/321 (Slavenburg II)).

Inhoud

Schuld

Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 308 Sr stelt de rechtbank vast dat het ongeluk is veroorzaakt door een scheur in de arm van de attractie. Deze scheur is vóór het ongeluk al geconstateerd, maar is destijds niet voldoende gerepareerd. De rechtbank oordeelt dat dit aan de verdachte te wijten is, nu hij deze werkzaamheden heeft laten uitvoeren door een lasser die niet gecertificeerd was. De verdachte heeft aangevoerd dat hij ervan uitging dat de lasser voldoende vakkundig was en dat die nooit heeft aangegeven dat hij niet in staat was deze werkzaamheden uit te voeren. De rechtbank vindt dit onvoldoende, omdat de verdachte tevens heeft aangegeven geen verstand te hebben van lassen en de lasser tot dan toe enkel kleine werkzaamheden had verricht in opdracht van verdachte. De verdachte had gebaseerd op deze informatie niet mogen vertrouwen op het kunnen van de lasser, zeker niet nu het om essentiële werkzaamheden aan de attractie ging. Daarbij heeft de verdachte naderhand geen deskundige naar de werkzaamheden laten kijken. Verdachte is in zijn zorgplicht tekortgeschoten door een lasser zonder nader onderzoek in te schakelen voor de laswerkzaamheden en diens laswerk nadien niet te laten controleren. Ten slotte heeft verdachte de werkzaamheden niet op laten nemen in het logboek, heeft hij geen melding gedaan bij een daarvoor bedoelde keuringsinstelling en heeft hij de inspecteur die in 2019 de attractie kwam keuren niet gewezen op de werkzaamheden. Als verdachte dit wel had gedaan was hier tijdens de keuring extra aandacht voor geweest en was de attractie (in ieder geval tijdelijk) afgekeurd.

Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een causaal verband tussen het handelen en nalaten van verdachte en het ongeval op 16 september 2019. Het ongeluk dat daardoor gebeurde was volgens de rechter ook voorzienbaar.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als rechtspersoon aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en onzorgvuldig heeft gehandeld en dat het aan haar schuld te wijten is dat van de attractie een gondelarm is afgebroken, waarbij de vader het slachtoffer is geworden.

Toerekening

Als kermisexploitant en beheerder van een kermisattractie is verdachte verantwoordelijk voor de gezondheid en veiligheid van iedereen die in de attractie plaatsneemt. Op grond van de Warenwet en het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen was de verdachte verplicht om ingrijpende reparaties aan de attractie bij de keuringsinstelling te melden. Dit handelen en nalaten van verdachte vond plaats binnen de normale bedrijfsvoering van die persoon. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de normschendingen en het verwijtbaar bij een ander veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel aan verdachte als rechtspersoon kunnen worden toegerekend.

Feitelijk leidinggeven

Nu is vastgesteld dat de verboden gedragingen aan verdachte kunnen worden toegerekend, moet de vraag worden beantwoord of verdachte hieraan feitelijk leiding heeft gegeven. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van de feiten één van de twee vennoten van de rechtspersoon was. In deze functie was verdachte verantwoordelijk voor het plannen en uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de Deca Dance. Verdachte was ook degene die de lasser de opdracht heeft gegeven om de arm van de attractie te repareren. Tevens was hij de persoon die heeft nagelaten hier een aantekening van te maken in het logboek en daarna een melding te maken bij een keuringsinstelling. Hierop gelet bestaat geen twijfel dat verdachte ten tijde van het ongeval feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen.

Conclusie

De rechtbank acht bewezen dat aan de schuld van verdachte te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt. Het is dan wel begaan door een rechtspersoon, maar verdachte heeft feitelijk leidinggegeven aan de verboden handelingen. Daarnaast acht de rechtbank de overtreding van de voorschriften krachtens de Warenwet bewezen. De verdachte krijgt een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan de helft voorwaardelijk.

De rechtspersoon krijgt vervolgens een geldboete van 15.000 euro opgelegd, waarvan 7.500 euro voorwaardelijk. Ook is een bijkomende straf van een verbeurdverklaring opgelegd voor in beslag genomen attractieonderdelen. Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete is rekening gehouden met het feit dat verdachte oprechte spijt heeft betuigd en met het feit dat de kermisbranche hard is getroffen door de coronamaatregelen.