Rechtbank Oost-Brabant, 2 april 2021, 88-jarige verdachte heeft 6.290.000 sigaretten voorhanden
(ECLI:NL:RBOBR:2021:1508)
Door Esmee Kuipers
Essentie
Een 88-jarige verdachte staat terecht voor het voorhanden hebben van 6.920.000 sigaretten. Deze zijn niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing betrokken.
Rechtsregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid sigaretten die niet volgens de Wet op de accijns in de heffing is betrokken. Er is voor grote bedragen aan accijns ontdoken, waardoor de staatskas wordt benadeeld. Bovendien is er op deze manier sprake van oneerlijke concurrentie, doordat bonafide bedrijven wel aan de accijnsverplichtingen voldoen. Tevens wordt het Europese beleid om door middel van hoge prijzen het gebruik van sigaretten te ontmoedigen teneinde de schadelijke gevolgen daarvan voor de volksgezondheid te beperken genegeerd. In deze zaak geldt dat de sigaretten die verdachte voorhanden heeft gehad, ongeveer 1.3 miljoen euro aan accijns waard waren.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou naar het oordeel van de rechtbank dan ook gerechtvaardigd zijn. Kijkend naar de leeftijd van verdachte, bijna 88 jaar oud, naar zijn blanco strafblad en naar de fiscale claim die nog boven zijn hoofd hangt, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en ook geen forse taakstraf. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden met daarnaast een taakstraf van 100 uur.
Inhoud
In een loods is een grote hoeveelheid sigaretten (6.920.000 stuks) aangetroffen. Het ging om 21 pallets met daarop dozen met opschriften die duidden op sigaretten. In de dozen zaten sigaretten en deze bleken niet veraccijnsd te zijn. Verdachte is eigenaar en gebruiker van de loods en woont in een woongedeelte in de betreffende loods. De pallets met de dozen sigaretten stonden dichtbij het woongedeelte van verdachte en zijn echtgenote, tegenover de deur die toegang gaf tot het woongedeelte. Verdachte had toegang tot de ruimte met de betreffende pallets. In een van de andere loodsen is door de douane een sigarettenfabriek aangetroffen. Verdachte kende de huurders die met de pallets kwamen niet, maar de meeste huurders kende hij wel. Meestal betrof het opslag van caravans en boten, kortom goederen waarvan de aard op het eerste oog zichtbaar is. Daarvan was nu geen sprake.
De huurders die de pallets brachten hadden zelf een opgemaakte en te hanteren huurovereenkomst overgelegd. Verdachte heeft deze overeenkomst gebruikt. Verdachte kende de huurders in het geheel niet en heeft hen niet om legitimatie gevraagd. De omstandigheid dat een onbekende huurder zelf de te hanteren huurovereenkomst meebrengt is naar het oordeel van de rechtbank zodanig ongebruikelijk, dat extra alertheid geboden is. Minstens had verdachte daarom de personalia moeten controleren van degene die hij voor zich had of van degene die als huurder op de huurovereenkomst stond. De persoon die als huurder staat vermeld op de huurovereenkomst is gehoord. Deze verklaarde dat het niet zijn huurcontract is en ook niet zijn handtekening.
Huurders hebben zelf geen sleutel van de loods. Zij bellen verdachte op als ze voor de deur staan en hij doet dan open. De huurders die later de sigaretten brachten kwamen naar zeggen van verdachte de eerste keer balen kleding brengen, en daarna dozen babyluiers. Bij de dozen met babyluiers kon hij zien wat er op de doos stond en hij heeft toen ook onderzoek gedaan. Toen de huurders de keer daarna kwamen met de betreffende pallets met sigaretten was hij aanwezig in de loods. Hij zag dat de pallets met dozen ingepakt waren waardoor hij niet kon zien wat er op de dozen stond. Hij zag dat de dozen op de pallets instabiel waren en heeft geëist dat de pallets verder werden omwikkeld met folie. Verdachte heeft toen geen onderzoek gedaan naar de inhoud van de dozen of gevraagd wat er in zat.
De rechtbank oordeelt dat de verdachte hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in zijn loods goederen met een illegale aard en herkomst werden gestald. Hij heeft de identiteit van de voor hem onbekende huurders niet gecontroleerd, hij heeft contante betalingen aangenomen en heeft geen onderzoek gedaan toen deze onbekende huurders pallets stalden met verpakte goederen waarvan hij niet kon zien om wat voor goederen het ging. Deze feiten en omstandigheden zijn redenen voor de conclusie dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het dan om illegale, niet veraccijnsde, sigaretten ging. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte de beschikkingsmacht over de goederen, nu niet de huurders maar alleen hij beschikte over de sleutel van de loods en zelf aan de huurders toegang verschafte voor het binnenbrengen en weer ophalen van goederen.