ECLI:NL:RBOBR:2018:4218 (Vervangende toestemming deelname Rijksvaccinatieprogramma)

Vervangende toestemming deelname Rijksvaccinatieprogramma, 13 juli 2018
(ECLI:NL:RBOBR:2018:4218)

Door Lisanne Roestenberg

Essentie

Vervangende toestemming voor vaccinatie van een kind dat uit huis is geplaatst.

Rechtsregel

Vervangende toestemming voor het vaccineren van een kind dat onder toezicht is gesteld volgens het Rijksvaccinatieprogramma. Onvoldoende vast staat dat deelname hieraan noodzakelijk is om een ernstig gevaar voor de gezondheid van het kind te voorkomen (artikel 1:265h BW), maar gelet op artikel 3, eerste lid, van het IVRK is dit wel in het belang van het kind. Hierbij is betrokken dat het kind in een paar maanden al een aantal keer ziek is geweest, zoals hoge koorts en een oogontsteking zonder duidelijke oorzaak. Als dit kind niet wordt gevaccineerd, is zij (extra) vatbaar voor allerlei kinderziektes. Niet vaccineren is dus niet in het belang van het kind. De stelling van de ouders dat zij door wat zij op internet hebben gelezen niet akkoord gaan met vaccinatie, maakt dit niet anders.

Inhoud arrest

De ouders hebben een kind, over wie zij allebei gezag hebben. Ze wonen niet samen. Het kind wordt per 8 mei 2017 onder toezicht gesteld en vanaf 21 september 2017 uit huis geplaatst in een pleeggezin. De ouders weten niet waar hun kind verblijft. Zowel de ondertoezichtstelling als de uithuisplaatsing worden meerdere keren verlengd. De laatste verlenging loopt tot 23 mei 2019.

De ouders weigeren toestemming te geven om hun kind te laten vaccineren volgens het Rijksvaccinatieprogramma.

Pleegzorg stapt naar de rechter en verzoekt om zo snel mogelijk vervangende toestemming te verlenen voor de vaccinaties.

De kinderrechter verleent de vervangende toestemming, inhoudende dat het kind alle vaccinaties krijgt van het Rijksvaccinatieprogramma.