ECLI:NL:RBNNE:2018:20 (Geschil over verruiming openingstijden)

Geschil over verruiming openingstijden, Rb Noord-Nederland 3 januari 2018
(ECLI:NL:RBNNE:2018:20)

Door Julia Verschoor

Essentie
Het geschil gaat over de vraag in hoeverre D.T. Groningen zich behoort te houden aan de in het huishoudelijk reglement opgenomen openingstijden voor de koopavond op de donderdagen, de langere openingstijden op de zaterdagen en de koopzondag op de laatste zondag van elke maand.

Rechtsregel
Het regelen van uniforme openingstijden kan een belang zijn dat de CVvE voor haar leden behartigt. Gedurende het lidmaatschap is D.T. Groningen gebonden aan de in het huishoudelijk reglement vastgestelde openingstijden. D.T. Groningen heeft zich hier niet aan gehouden en is dus verplicht om al haar lidmaatschapsverplichtingen na te komen tot 1 januari 2018 (moment van geldige opzegging). Hieronder vallen dus ook de vastgestelde openingstijden conform het huishoudelijk reglement van CVvE.

Inhoud arrest
Gedaagde (D.T. Groningen) is op 8 december 2008 eigenaar geworden van het winkelpand aan de Eikenlaan 318 en 320 in Groningen. In de leveringsakte is destijds opgenomen dat gedaagde, zolang deze eigenaar is van het winkelpand, lid zal worden en blijven van de Coöperatieve vereniging van Eigenaren in het winkelcentrum De Paddepoel (eisers en hierna CVvE) en dat zij verplicht is het winkelpand voor het publiek geopend te hebben en te houden gedurende de tijden waarop zulks volgens plaatselijk gebruik pleegt te geschieden of waarop dit van overheidswege is vereist. In de leveringsakte is verder bepaald dat als een koper in strijd handelt met deze bedingen, D.T. Groningen aan CVvE een boete verbeurt (r.o. 2.3.).

De algemene ledenvergadering van de CVvE heeft op 15 december 2014 het huishoudelijk reglement van de CVvE vastgesteld. Hierin zijn de openingstijden van de winkels in het winkelcentrum vastgesteld. Onder andere is vastgesteld dat iedere bedrijfsruimte op de koopavond (donderdag tot 21:00), de zaterdagen (9:30-18:00) en elke laatste zondag van de maand (12:00-17:00) geopend moet zijn.

Het geschil gaat over de vraag in hoeverre D.T. Groningen zich behoort te houden aan de in het huishoudelijk reglement opgenomen openingstijden voor de koopavond op de donderdagen, de langere openingstijden op de zaterdagen en de koopzondag op de laatste zondag van elke maand. Het geschil heeft ertoe geleid dat D.T. Groningen op 29 april 2016 met onmiddellijke ingang haar lidmaatschap van de CVvE heeft opgezegd. D.T. Groningen betaalt ook niet langer de kwartaalbijdragen en ook geen bijdrage aan verdere kosten. Tevens bepaalt D.T. Groningen haar eigen openingstijden en is niet geopend op de donderdagavond. CVvE stelt dat D.T. Groningen lid is van haar vereniging en dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap, waaronder inbegrepen dat zij verplicht is om zich te houden aan het huishoudelijke reglement van CVvE. Het bestuur van CVvE heeft daarom sancties aan D.T. Groningen opgelegd door aanspraak te maken op een contractuele boete van 1,25% per maand en een boete van €500,- per keer dat D.T. Groningen zich niet houdt aan de vastgestelde openingstijden.

CVvE vordert veroordeling van D.T. Groningen tot betaling van €16.154,46 vermeerderd met contractuele boeterente. Tevens stelt zij dat D.T. Groningen niet eerder dan 1 januari 2018 het lidmaatschap kon opzeggen. Dit zou betekenen dat D.T. Groningen zich niet heeft gehouden aan haar lidmaatschapsverplichtingen. CVvE stelt daarom dat zij recht heeft op betaling van deze bijdrages plus betaling van de gevorderde boetes wegens schending van de openingstijden.

D.T. Groningen voert aan dat CVvE niet bevoegd is de openingstijden van de winkels in het winkelcentrum vast te stellen, omdat uit de statuten blijkt dat CVvE uitsluitend als doelstelling heeft het (technisch) beheer van het winkelcentrum. D.T. Groningen stelt dat het openen of sluiten van deuren bij uitstek een aangelegenheid is die de winkelier persoonlijk aangaat en dat winkeliers daarom zelf de openingstijden van hun winkel mogen bepalen (r.o. 3.2.). D.T. Groningen stelt daarom dat het besluit tot verruiming en/of handhaving van de verruimde openingstijden bovendien in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW), omdat dit een te grote belasting voor haar en andere kleine winkeliers vormt. D.T. Groningen wil daarom het besluit vernietigen.

De rechtbank overweegt het volgende. Gelet op de statutaire doelomschrijving van CVvE (‘behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de leden in de ruimste zin des woords’) is dit niet uitsluitend beperkt tot het technisch beheer van het winkelcentrum. Ook het regelen van uniforme openingstijden kan een belang zijn dat CVvE voor haar leden behartigt. Dit brengt met zich mee dat de algemene ledenvergadering van CVvE bevoegd is tot het vaststellen van een huishoudelijk reglement waarin openingstijden voor de bedrijfsruimten in het winkelcentrum worden vastgesteld. Gedurende het lidmaatschap van CVvE is D.T. Groningen dus bevoegd om zich aan de vastgestelde openingstijden te houden.

Een besluit dat in strijd is met de door art. 2:8 BW geëiste redelijkheid en billijkheid, is vernietigbaar. D.T. Groningen heeft echter niet gesteld dat zij het besluit van CVvE buitengerechtelijk heeft vernietigd en er is ook geen vordering ingesteld waarop het besluit vernietigd kan worden. Mocht dit wel gedaan zijn, dan was dit inmiddels vervallen. De bevoegdheid om die vernietigbaarheid in te roepen vervalt namelijk een jaar na het einde van de dag waarop het besluit voldoende bekendheid is gegeven (zie art. 2:15 lid 5 BW).

Daarnaast resteert de vraag of en zo ja, met ingang van welke datum D.T. Groningen haar lidmaatschap van CVvE kon beëindigen. De CVvE betreft geen gewone vereniging, maar een coöperatieve vereniging waarvoor onder andere art. 2:60 BW van toepassing is. Hierin is bepaald dat aan de uittreding voorwaarden verbonden mogen worden. In de statuten is dan ook een beperking van de uittredingsvrijheid opgenomen, waaronder uitsluiting van art. 2:36 lid 1 en lid 3 BW. Door toepassing van dit artikel uit te sluiten, heeft CVvE haar rechtsverhouding met haar leden zo willen regelen dat opzegging (met onmiddellijke ingang) niet mogelijk is. D.T. Groningen heeft niet of onvoldoende onderbouwd waarom het lidmaatschap niet nog kon voortduren. De rechtbank acht een volledige uitsluiting van de uittredingsvrijheid ongeoorloofd, zodat opzegging met inachtneming van de in art. 2:36 lid 1 BW gegeven termijn mogelijk moet zijn tegen het einde van het boekjaar volgend op dat waarin word opgezegd. De opzegging van D.T. Groningen gaat daarom op de voet van art. 2:36 lid 1 BW in op 1 januari 2018.

Tot slot is het de vraag in hoeverre CVvE een beroep kan doen op de leveringsakte waarin een verplichting is opgelegd om lid te blijven van CVvE. De rechtbank is van oordeel dat dit zich niet verhoudt met art. 2:34a BW. CVvE kan daarom geen beroep doen op de leveringsakte. Dit geldt ook voor een boete voor het niet open hebben en houden van de winkel.

Concluderend kan gesteld worden dat D.T. Groningen haar lidmaatschap alleen kon opzeggen op 1 januari 2018 en niet met onmiddellijke ingang op 29 april 2016. D.T. Groningen is daarom gehouden al haar lidmaatschapsverplichtingen na te komen tot 1 januari 2018. Dit behelst de gevorderde kwartaalbijdragen en haar bijdrage in de kosten van de revitalisatie van Zonnelaan en de boete vanwege het niet houden aan de in het huishoudelijk reglement vastgestelde openingstijden.

Paddepoel Fietsen heeft aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. Zij moet namelijk €26.000,- aan achterstallige contributie, boetes en proceskosten betalen.