Rechtbank Noord-Holland, 29 september 2021, Geen recht op compensatie bij een geannuleerde vlucht als gevolg van een blikseminslag
(ECLI:NL:RBNHO:2021:8480)
Door Nisrine Boukrit
Essentie
In deze zaak is een vlucht van Amsterdam naar Berlijn geannuleerd. Het toestel werd getroffen door bliksem, waarna het vliegtuig moest worden geïnspecteerd en gerepareerd. De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering. De vervoerder betwist dat passagiers recht hebben op compensatie en weigert tot betaling over te gaan.
Rechtsregel
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening 261/2004 geldt in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Wanneer de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, dan is er sprake van een uitzondering op voornoemde compensatieplicht. Of er sprake is van een buitengewone omstandigheid dient getoetst te worden aan een aantal voorwaarden, namelijk: of de vertraging is ontstaan naar aanleiding van een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij, of de vervoerder invloed heeft kunnen uitoefenen op de desbetreffende omstandigheid en of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van passagiers te voorkomen dan wel te beperken.
Inhoud uitspraak
Het gaat hier dus om de vraag of de blikseminslag aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, derde lid, van de Verordening.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht voorafgaand aan de desbetreffende vlucht is getroffen door bliksem, waarna het toestel moest worden geïnspecteerd en gerepareerd. De impact van een blikseminslag op de romp van een vliegtuig vereist een inspectie die in overeenstemming is met de onderhoudshandleiding voor vliegtuigen voordat verdere vluchten kunnen worden ondernomen. Het voornoemde heeft in totaal zeven uur geduurd. Blikseminslag is niet verbonden met de werking van het toestel. Het betreft dan ook een buitengewone omstandigheid waarop de vervoerder geen invloed kan uitoefenen.
De kantonrechter overweegt dat blikseminslag(en) en de daaropvolgende inspectie onder bepaalde omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. De vervoerder heeft met de door hem overlegde producties voldoende aangetoond dat het desbetreffende toestel aan een inspectie moest worden onderworpen als gevolg van blikseminslag(en).
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. In casu is de vertraging ontstaan vanwege een vliegveiligheidsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. De vervoerder heeft verder gemotiveerd onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen, dan wel te beperken. De rechter wijst de vordering ex artikel 7 van de Verordening dan ook af.