Rechtbank Noord-Holland 27 november 2019, ontslag op staande voet niet rechtsgeldig
(ECLI:NL:RBNHO:2019:9937)
Essentie
In deze zaak wordt uitgelegd waarom het ontslag op staande voet hier niet rechtsgeldig is.
Rechtsregel
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig. De werkgever heeft niet voortvarend gehandeld bij het onderzoek naar de vermeende dringende reden. De werknemer krijgt een billijke vergoeding en transitievergoeding toegezegd wegens onregelmatige opzegging.
Inhoud vonnis
Feiten
De werknemer is sinds april 2004 in dienst van Menzies. Menzies houdt zich bezig met vrachtafhandeling van luchtvaartmaatschappijen op Schiphol. Op 8 juli 2019 is de werknemer door Menzies op staande voet ontslagen, omdat hij onder werktijd alcoholische drank zou hebben genuttigd. Nadat de reguliere dienst van de werknemer was geëindigd heeft hij met zijn collega’s een biertje gedronken. Vervolgens heeft de leidinggevende gevraagd of zij over konden werken in verband met onvoldoende personeel. De leidinggevende had gezien dat er alcoholische dranken waren genuttigd.
De werknemer gaat naar de kantonrechter en verzoekt een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De werknemer voert aan dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Volgens hem heeft er namelijk geen hoor en wederhoor plaatsgevonden en ontbreekt de dringende reden voor ontslag op staande voet. Ter onderbouwing hiervan voert de werknemer aan dat het alcoholincident al op 29 juni bij Menzies bekend is geworden, maar dat hij pas op 8 juli op staande voet is ontslagen. In het kader van de onverwijldheid heeft de werkgever te lang gewacht met het ontslag op staande voet. In het kader van de hoor en wederhoor heeft wel een gesprek plaatsgevonden tussen Menzies en de werknemer, maar heeft de werknemer niet daadwerkelijk de kans gekregen om te reageren.
Beoordeling ontslag op staande voet
Als eerste wordt beoordeeld of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gebeurd. Volgens art. 7:677 lid 1 BW moet ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. Vooropgesteld wordt dat bij een ontslag op staande voet de nodige zorgvuldigheid moet worden betracht. Daarbij wordt vaak een onderzoek gedaan om de vermoedens nader te concretiseren. Bij dat onderzoek moet voortvarendheid worden betracht. Menzies heeft hier niet aan voldaan. Zij wist op 29 juni 2019 al van het alcoholgebruik door de werknemer, maar heeft pas op 5 juli de werknemer geschorst terwijl zij verder onderzoek deed. Dit had Menzies al eerder moeten aangeven aan de werknemer.
In het kader van de hoor en wederhoor wordt het volgende geoordeeld. Volgens de kantonrechter is onvoldoende aannemelijk geworden dat het gesprek dat op 8 juli 2019 plaatsvond onderdeel uitmaakte van het onderzoek dat Menzies had ingesteld naar het bestaan van de dringende reden. De werknemer stond namelijk na een half uur weer buiten en in die tijd heeft hij ook zijn kluisjes op twee verdiepingen leeggehaald. De kantonrechter oordeelt dus dat gelet op de gang van zaken onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van hoor en wederhoor van serieuze omvang. Het ontslag is dus niet onverwijld gegeven en er kleven gebreken aan het ontslag op staande voet.
Beoordeling dringende reden
Verder moet worden beoordeeld of de gedragingen die de werknemer verweten worden van zodanige aard zijn dat zij ontslag op staande voet rechtvaardigen. In de ontslagbrief is ten grondslag gelegd dat de werknemer tijdens het werk alcoholische drank zou hebben genuttigd. Deze brief bakent de redenen af voor het ontslag. In geschil is hier of sprake is van tijdens werktijd. De werknemer zou namelijk na werktijd hebben gedronken en volgens over hebben moet werken, terwijl leidinggevende had gezien dat er alcoholische dranken waren genuttigd. De kantonrechter is van oordeel dat Menzies niet gelijk tot het ultimum remedium over had moeten gaan. Menzies had kunnen volstaan met een waarschuwing. Dit leidt ertoe dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en dat de arbeidsovereenkomst in strijd met art. 7:671 BW is opgezegd. De werknemer krijgt een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegekend.