Rb. Noord-Holland 28 februari 2019, Ontgrendelen smartphone
(ECLI:RBNHO:2019:1568)
Door Naomi van Burgsteden
Essentie
Verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van met phishing fraude verband houdende misdrijven en dat hij zich samen met andere deelnemers van deze organisatie schuldig heeft gemaakt aan oplichtingen, diefstallen door middel van valse sleutels en verschillende vormen van computercriminaliteit. Om toegang te krijgen tot de iPhone van verdachte is aan verdachte meerdere malen gevraagd om zijn toegangscode te geven. Verdachte weigerde dit te doen. Vervolgens is verdachte geboeid en is zijn rechterduim op de vingerafdrukscanner van de iPhone geplaatst. De iPhone werd hierdoor ontgrendeld en kon hierna door de opsporingsambtenaren worden onderzocht.
Rechtsregel
Is het plaatsen van de duim van verdachte op zijn iPhone zonder zijn toestemming/medewerking in strijd met het nemo tenetur-beginsel? De rechtbank oordeelt dat het plaatsen van de duim van verdachte op zijn iPhone geen inbreuk op het nemo tenetur-beginsel is. De verdachte wordt immers niet gedwongen de toegangscode van zijn telefoon te geven, hetgeen een verklaring van verdachte vereist. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier het dulden van een onderzoeksmaatregel die geen actieve medewerking van verdachte vereist en is de vingerafdruk met zeer geringe mate van dwang verkregen.
Inhoud arrest
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de artt. 94 jo. 95 en 96 Sv dat opsporingsambtenaren zich de toegang tot een in beslag genomen voorwerp, in dit geval een iPhone, mogen verschaffen teneinde de gegevens van de telefoon veilig te stellen voor onderzoek. Indien de toegang tot een in beslag genomen telefoon is beveiligd met een toegangscode, dan mogen de opsporingsambtenaren deze beveiliging kraken, zonder dat daarvoor de medewerking van de verdachte nodig is. Het komt ook voor dat de toegang alleen kan worden verkregen met medewerking van de verdachte, zoals in deze zaak het geval bleek. Volgens de rechtbank kan een verdachte tot die medewerking worden gedwongen, mits dit niet in strijd komt met het nemo tenetur-beginsel en wordt voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De raadsman heeft bepleit dat de bestanden op de iPhone van verdachte van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat tijdens het onderzoek meerdere belangrijke rechtsbeginselen in aanzienlijke mate zijn geschonden en een inbreuk is gemaakt op de grondrechten van verdachte. Volgens de raadsman is er door het uitlezen en (onrechtmatig) doorzoeken van de iPhone inbreuk gemaakt op het recht van verdachte op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Meer in het bijzonder gaat het hier om het nemo tenetur-beginsel.
Het nemo tenetur-beginsel houdt in dat een verdachte het recht heeft om niet te worden gedwongen (actief) aan zijn eigen veroordeling mee te werken. Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat dit beginsel vooral betrekking heeft op het afleggen van een verklaring onder dwang. Het recht van een verdachte om zichzelf niet te belasten is immers “primarily concerned with respecting the will of an accused person to remain silent” (EHRM 29 juni 2007, O’Halloran and Francis t. Verenigd Koninkrijk, r.o. 47). Een verdachte is wel gehouden tot het passief ondergaan en dulden van onderzoeksmaatregelen. Materiaal dat onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaat, mag onder dwang worden verkregen, zoals bijvoorbeeld geldt voor bloed- en urinemonsters (EHRM 8 april 2004, WEH t. Oostenrijk en EHRM 17 december 1996, Saunders t. Verenigd Koninkrijk).
Nu verdachte niet werd gedwongen om de toegangscode van zijn telefoon te geven, hetgeen een verklaring van de verdachte vereist, en de vingerafdruk met zeer geringe mate van dwang is verkregen, is er volgens de rechtbank geen inbreuk gemaakt op het nemo tenetur-beginsel. Dat met het plaatsen van de duim van verdachte op de iPhone toegang wordt verkregen tot mogelijk wilsafhankelijke en voor hem belastende gegevens, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Ten aanzien van de proportionaliteit en de subsidiariteit merkt de rechtbank op dat gelet op de ernst en aard van de verdenkingen tegen de verdachte, het ontbreken van zijn medewerking tot het ontgrendelen van de telefoon, de gerechtvaardigde verwachting bij de opsporingsambtenaren dat zich op de iPhone relevante gegevens zouden bevinden, alsmede de onderzoeksbeperkingen aan de iPhone van de verdachte, er geen minder ingrijpend middel tot ontgrendeling van de iPhone voorhanden was. Het plaatsen van de duim van verdachte op zijn iPhone om deze te ontgrendelen en de gegevens op die telefoon veilig te stellen, was onder deze omstandigheden rechtmatig. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank slechts een beperkte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van verdachte, door ter voorkoming van vernieling van de telefoon bij verdachte handboeien om te doen, welke gelet op het risico van frustratie van het onderzoek door verdachte gerechtvaardigd was.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de toegang tot de iPhone met het onder dwang gebruikmaken van de vingerafdruk van de verdachte onder de gegeven omstandigheden op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.