ECLI:NL:RBMNE:2022:4615 (Carlo Heuvelman)

Rechtbank Midden-Nederland 18 november 2022, Sanil B. veroordeeld voor medeplegen doodslag op Carlo Heuvelman
(ECLI:NL:RBMNE:2022:4615)

De rechtbank acht Sanil B. onder meer schuldig aan het medeplegen van doodslag op Carlo Heuvelman in de Mallorca-zaak.

NB: in dit artikel wordt niet gekeken naar de andere strafbare feiten die aan B. ten laste gelegd werden.

Essentie

B. werd onder meer verdacht van het medeplegen van de doodslag (art. 47 lid 1 jo. 287 Sr) op Heuvelman tijdens uitgaansgeweld dat plaatsvond op het eiland Mallorca. De vragen waar de rechtbank voor kwam te staan waren onder meer:

  1. Is de verklaring van de getuige die in het nadeel van B. heeft verklaard betrouwbaar?
  2. Is het DNA-onderzoek van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) of het contra-expertiseonderzoek (tegenonderzoek op verzoek van de verdachte) door het FLDO (Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek) bruikbaar?
  3. Is Heuvelman overleden door het uitgaansgeweld (causaal verband) en was B. bij zijn dood betrokken?

Rechtsregel

  1. De getuigenverklaring is betrouwbaar.
  2. Het DNA-onderzoek van het NFI is bruikbaar.
  3. Er bestaat een causaal verband tussen het uitgaansgeweld en de dood van Heuvelman. B. is volgens de rechtbank betrokken bij de dood van Heuvelman en acht hem schuldig aan het medeplegen van doodslag.

Inhoud arrest

Heuvelman was met een vriendengroep op vakantie op het eiland Mallorca. Tijdens het uitgaan passeerden zij een andere groep jongens. Dit liep gelijk op een gevecht uit. Meerdere vrienden van Heuvelman sloegen op de vlucht, maar ook zij wisten niet zonder kleerscheuren weg te komen. Voor Heuvelman had het gevecht echter een fatale afloop.

Om te bepalen wat er die nacht gebeurd is, baseert de rechter zich op:

  • Aangiftes van vier vrienden van Heuvelman;
  • Negen getuigenverklaringen;
  • Een forensisch pathologisch onderzoek door het NFI;
  • Een DNA-onderzoek van het NFI;
  • Een proces-verbaal van een verbalisant.

Uit de getuigenverklaringen blijkt dat Heuvelman door meerdere personen meermalen is geschopt en gestompt, voornamelijk tegen zijn hoofd en in zijn gezicht. Nadat hij een aantal stompen op zijn hoofd had gehad, is hij achterover gevallen en kwam hij met zijn achterhoofd op de straat terecht. Vervolgens is hij nog meermalen tegen het hoofd en zijn bovenlichaam geschopt door minimaal drie personen. Daarbij heeft een getuige (getuige 2) verklaard dat een jongen Heuvelman zo hard heeft getrapt dat het leek alsof hij een voetbal wilde wegtrappen. Deze getuige geeft ook een omschrijving van een van deze jongens. De rechtbank stelt dat minimaal één trap op het hoofd van Heuvelman raak was. Hij blijft vervolgens bewusteloos liggen. In het ziekenhuis is hij nog met spoed geopereerd, maar dit mocht niet meer baten.

Betrouwbaarheid getuige 2
Na de bespreking van de bewijsmiddelen beoordeelt de rechtbank de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van getuige 2. De verdediging stelt dat getuige 2 tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zij heeft bij de Spaanse politie namelijk verklaard dat ze de dader tegen het hoofd van Heuvelman heeft zien trappen, terwijl ze bij de Nederlandse politie verklaarde gezien te hebben dat de dader in de richting van Heuvelman’s hoofd schopte. Vervolgens heeft getuige 2 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet heeft kunnen zien waar de dader Heuvelman raakte, omdat die toen op zijn linkerzij lag en de getuige naar zijn rug keek. De getuige verklaarde echter dat zij begreep dat Heuvelman op zijn hoofd werd geraakt, omdat dat gedeelte lager was.

De rechtbank gaat niet mee in de redenering van de verdediging. De getuige heeft vanaf het begin eenduidig verklaard over de situatie en heeft enkel op latere momenten verduidelijkingen gegeven op wat zij eerder had verklaard. Daarnaast wordt haar getuigenverklaring ondersteund door de andere getuigenverklaringen. De rechtbank acht de getuige dan ook betrouwbaar en acht het voldoende aannemelijk dat de schop inderdaad terechtkwam tegen het hoofd van Heuvelman.

Bruikbaarheid DNA-onderzoek
De rechtbank beoordeelt vervolgens de bruikbaarheid van het DNA-onderzoek door het NFI. Uit dit onderzoek is gebleken dat het bloed dat is aangetroffen op de linkerschoen van de verdachte ook DNA van Heuvelman bevat. Op verzoek van de verdediging heeft het FLDO echter een tegenonderzoek verricht. In dit onderzoek werden in de bemonstering geen DNA-sporen gevonden van Heuvelman.

Dat de onderzoeken tot verschillende resultaten hebben geleid kan meerdere verklaringen hebben. Dit kan komen doordat het FLDO pas veel later het tegenonderzoek heeft verricht, doordat de concentratie DNA uit de bemonstering relatief laag was en/of doordat andere software gebruikt is. Uit een aanvullende rapportage van het FLDO blijkt bovendien dat het FLDO op basis van de resultaten van het onderzoek door het NFI tot dezelfde conclusie zou zijn gekomen. De rechtbank concludeert zodoende dat het DNA-onderzoek van het NFI bruikbaar is voor het bewijs.

Doodsoorzaak
Zoals uit de getuigenverklaringen blijkt, is Heuvelman op een gegeven moment achterover gevallen. Het NFI heeft gerapporteerd dat hij is overleden door hersenletsel dat is veroorzaakt door verwondingen aan de linkerkant van zijn hoofd. Volgens het NFI komen deze verwondingen doordat hij is getrapt of met een voorwerp is geslagen. Een andere oorzaak van enkel één van deze verwondingen is doordat hij is gevallen.

De verdediging stelt dat de verwondingen ontstaan kunnen zijn doordat Heuvelman is gevallen. Het NFI zegt daarover dat de val eerder de oorzaak kan zijn van de verwonding op het achterhoofd dan van de verwondingen op de linkerzijkant van het hoofd van Heuvelman. Volgens het NFI is het veel waarschijnlijker dat deze verwondingen aan de linkerzijkant op het hoofd komen door toegebracht geweld zoals schoppen dan door een val. De rechtbank sluit zich hierbij aan en concludeert dat Heuvelman is overleden door de aan hem toegebrachte trappen in plaats van door de val.

Betrokkenheid Sanil B.
B. ontkent iedere betrokkenheid bij de dood van Heuvelman. De rechtbank ziet dit anders en baseert zich op de getuigenverklaring van getuige 2 en het DNA-onderzoek van het NFI. B. voldoet aan de signalering die getuige 2 heeft gegeven van de dader. De verdediging stelt dat medeverdachte 2 ook aan dit signalement voldoet. De rechtbank oordeelt echter dat medeverdachte 2 kleiner is en een andere haarkleur heeft. Bovendien is enkel bij B. DNA van Heuvelman aangetroffen op zijn schoen.

De rechtbank kijkt daarnaast naar de proceshouding van B. gedurende het hele proces rondom de dood van Heuvelman, maar ook rondom het proces van de andere strafbare feiten waarvan B. wordt verdacht. Zo heeft hij zijn verklaring aangepast nadat nieuw bewijsmateriaal (camerabeelden/filmpjes) naar buiten kwam. Ook die verklaringen waren echter tegenstrijdig met wat de rechtbank zag op die camerabeelden. Bovendien begon B. zichzelf later in het proces tegen te spreken, aldus de rechtbank. Aan de ontkenning van B. hecht de rechtbank zodoende geen waarde.

Volgens de rechtbank was de verdachte de bewuste avond het centrum van de geweldsaanval. Er is volgens de rechtbank geen redelijke en verifieerbaar alternatief gegeven door B. voor de aanwezigheid van het DNA van Heuvelman op zijn linkerschoen. De combinatie van de getuigenverklaring van getuige 2 en de aanwezigheid van het aangetroffen DNA maakt dat de rechtbank B. schuldig acht aan het tegen het hoofd van Heuvelman schoppen.

Bewezenverklaring medeplegen doodslag
Voor het bewijzen van medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist tussen verdachte en andere daders. De rechtbank heeft vastgesteld dat B. niet de enige was die rond Heuvelman stond en hem heeft geschopt. Het geweld volgde in hoog tempo elkaar op. Zodoende is sprake van medeplegen met ten minste één andere persoon, aldus de rechtbank.

B. en de andere medeplegers moeten ook voorwaardelijke opzet op de dood van Heuvelman hebben gehad voor een bewezenverklaring: bestond er een aanmerkelijke kans dat Heuvelman zou komen te overlijden? Afgevraagd wordt of het schoppen tegen iemands hoofd een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. De rechtbank stelt dat dit beoordeeld moet worden door te kijken naar de kracht van het schoppen, de hoeveelheid schoppen, de precieze plek op het hoofd waar tegenaan is geschopt en het soort schoen waarmee is geschopt.

Op basis van de bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat de daders hard en van dichtbij hebben getrapt, zodanig dat bij elke trap het lichaam van Heuvelman daardoor bewoog. De trappen waren zodoende krachtig. De rechtbank stelt dat het slachtoffer op zijn neus en, naar alle waarschijnlijkheid, op zijn slaap is getrapt. De slaap is een kwetsbaar deel van het hoofd. Op basis van deze vaststellingen oordeelt de rechtbank dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van Heuvelman. Volgens de rechtbank waren de trappen van zodanige aard dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de schedel zou breken, zodanig beschadigd zou raken dat de hersenen zouden uitvallen of dat er ander letsel zou ontstaan waardoor Heuvelman zou komen te overlijden. Ook de verschijningsvorm van de handelingen van de daders was zodanig gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat de verdachte en de mededader(s) de aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan bewust moeten hebben aanvaard. De rechtbank acht B. daarom schuldig aan het medeplegen van doodslag.