ECLI:NL:RBMNE:2020:553 (Dronken chauffeur moet een ton schadevergoeding betalen)

Rb. Midden-Nederland 5 februari 2020, Dronken chauffeur moet een ton schadevergoeding betalen
(ECLI:NL:RBMNE:2020:553)

Door Julia Mantel

Essentie

De rechtbank oordeelt dat sprake is van bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer (een chauffeur van een melktankwagen) doordat deze onder invloed van alcohol achter het stuur ging zitten en een ongeluk veroorzaakte. Dit mondt uit in een schadebedrag van ruim een ton waartoe de werknemer wordt veroordeeld jegens de verzekeraar van zijn werkgever.

Rechtsregel

Aan de vaststelling van bewuste roekeloosheid in de zin van art. 7:658 lid 2 BW worden hoge eisen gesteld. Toch wordt bewuste roekeloosheid hier in eerste aanleg aangenomen. Dit leidt tot een veroordeling van de werknemer om de schade van ruim honderdduizend euro aan de gesubrogeerde verzekeraar van de werkgever te vergoeden.

Inhoud vonnis

Deze uitspraak is op te delen in een hoofdzaak en een vrijwaringszaak.

De werknemer was als chauffeur van melktankwagens in dienst van zijn werkgever. In januari 2014 raakte hij betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval, waarbij de melktankwagen die hij bestuurde, is gekanteld en beschadigd is geraakt. De werknemer bleek tijdens dit ongeval onder invloed van alcohol.

Allianz is de verzekeraar van de werkgever en stelt dat de schade neerkomt op ruim een ton, een bedrag dat Allianz heeft vergoed aan de werkgever.

In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de werknemer in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat het ongeval op 3 januari 2014 is te wijten aan zijn bewuste roekeloosheid, omdat hij wist dat hij onder invloed van alcohol was en toch is gaan rijden. De werknemer stelt dat het ongeluk is ontstaan doordat hij buiten zijn schuld met de rechterachterwielen van de oplegger in de berm is terechtgekomen en dat het door het ontwerp van de tankwagen niet mogelijk was dit te corrigeren. Allianz heeft dit betwist en de kantonrechter heeft geoordeeld dat Allianz vooralsnog geslaagd is in het bewijs dat het ongeval is ontstaan doordat de werknemer onder invloed van alcohol was gaan rijden, behoudens tegenbewijs.

In de hoofdzaak doet de werknemer een poging het vermoeden dat hij met de tankwagen in de rechterberm is terechtgekomen doordat hij onder invloed van alcohol is gaan rijden, te ontzenuwen, maar zonder succes. De kantonrechter concludeert dat er geen andere oorzaken zijn gesteld of gebleken en dat daarmee met voldoende zekerheid vaststaat dat het ongeval is ontstaan doordat de werknemer te sterke stuurcorrecties heeft gedaan onder invloed van alcohol.

Zoals in het tussenvonnis is overwogen (r.o. 3.21) is het ongeval onder deze omstandigheden te wijten aan bewuste roekeloosheid van de werknemer, omdat hij wist dat hij onder invloed van alcohol was en toch is gaan rijden. Hierdoor is hij tegenover zijn werkgever gehouden de daardoor veroorzaakte schade te vergoeden en is Allianz (r.o. 3.26) gesubrogeerd in de vordering van de werkgever op de werknemer.

Zoals uit de beslissing in de hoofdzaak blijkt, wordt de werknemer inderdaad veroordeeld om de schade van het verkeersongeval aan Allianz te betalen. In de vrijwaringszaak stelt de werknemer dat de werkgever hem hiervoor moet vrijwaren, omdat hij op de dag van het incident op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was. De werknemer beroept zich in dit kader op artikel 7:658 lid 2 BW in verbinding met artikel 7:661 lid 1 BW. Dit beroep slaagt echter niet, omdat in de hoofdzaak is vastgesteld dat sprake is van bewuste roekeloosheid bij de werknemer waardoor het ongeval is ontstaan.

De kantonrechter veroordeelt de werknemer in de hoofdzaak dan ook om aan Allianz 119.837,94 euro te betalen. Daar komen ook nog bijna vijfduizend euro aan proceskosten bij. In de vrijwaringszaak wordt de vordering van de werknemer bovendien afgewezen en de kostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.