ECLI:NL:RBLIM:2024:636 (Woningsluiting vanwege aanwezigheid harddrugs)

Rechtbank Limburg 2 februari 2024, Woningsluiting vanwege aanwezigheid harddrugs minderjarige zoon
(ECLI:NL:RBLIM:2024:636)

Essentie

In deze uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter of het noodzakelijk en evenredig is om de woning van verzoekers te sluiten vanwege de vondst van harddrugs in de slaapkamer van hun minderjarige zoon.

Rechtsregel

De sluiting van de woning is wel noodzakelijk, omdat de gevonden materialen in de slaapkamer duiden op drugshandel. De sluiting van de woning was echter niet evenredig. De verweerder had niet genoeg rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoekers. Verzoekers verkeren namelijk in een financieel slechte situatie en de sluiting is ook vanuit pedagogisch oogpunt onwenselijk.

Inhoud uitspraak

Feiten

Verzoekers zijn eigenaars van de woning en wonen samen met hun minderjarige zoon. Op de slaapkamer van de zoon is cocaïne gevonden, een sealbag met daarin zeven envelopjes met daarin cocaïne, 1.020 euro aan contant geld, drie mobiele telefoons en een weegschaal. Dit kan duiden op het verkopen van cocaïne. Bij besluit van 9 augustus 2023 heeft verweerder daarom besloten de woning van verzoekers voor zes maanden te sluiten. Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers vragen de voorzieningenrechter hun woning nog niet te sluiten voordat de rechter op hun beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe. Hieronder wordt uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot dit oordeel is gekomen.

Toetsingskader

Art. 13b lid 1 Opiumwet geldt hier als wettelijk kader. De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in de woning een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is. De cocaïne die in de woning is gevonden staat op lijst I van de Opiumwet. Ter uitvoering van de bevoegdheid heeft de burgemeester beleidsregels vastgesteld. Deze staan in Beleidsregels wet Damocles en wet Victoria Simpelveld 2020. Op grond van deze beleidsregels mag de woning worden gesloten als sprake is van een ernstige situatie. Er is sprake van een ernstige situatie in geval van constatering van handel in harddrugs, waarbij sprake is van een handelshoeveelheid, dan wel het bereiden of vervaardigen van harddrugs.

Op grond van art. 4:84 Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij moet een aantal omstandigheden in acht worden genomen. Aan de hand van de ernst van de overtreding moet allereerst beoordeeld worden in hoeverre de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Als de bevoegdheid er is, moet de sluiting ook geschikt, noodzakelijk en evenredig zijn.

Beoordeling bevoegdheid tot sluiting
Noodzakelijkheid

Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van de woning noodzakelijk is. De hoeveelheid aangetroffen drugs en de soort drugs zijn hierbij van belang. Ook is van belang of de aangetroffen drugs vanuit de woning werden verhandeld. Als in de woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, mag aangenomen worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang bij sluiting op. Handel vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen of het in de woning aantreffen van materialen die duiden op drugshandel.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat hier de sluiting van de woning noodzakelijk was. Alle materialen die in de slaapkamer van de minderjarige zoon zijn gevonden, duiden op feitelijke drugshandel.

Evenredigheid

Vervolgens moet de sluiting van de woning nog wel evenredig zijn. Bij evenredigheid zijn de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang. Verzoekers voeren aan dat de sluiting van de woning niet evenredig zou zijn. Zij zitten financieel in een slechte situatie. Bureau Jeugdzorg en De Raad voor de Kinderbescherming hebben zorgen geuit over de negatieve gevolgen die de sluiting voor de minderjarige zoon zou hebben. Ook hebben de verzoekers geen vervangende woonruimte waar zij kunnen wonen. Verder voert verzoeker vanuit de woning zijn eenmanszaak die hij niet meer kan uitvoeren als de woning wordt gesloten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de verwijtbaarheid van de verzoekers beperkt is. Verzoekers wisten niet af van de drugs in de kamer van hun zoon. Deze waren ook niet zichtbaar. Verder blijkt dat verzoekers meewerken aan alle begeleiding om de problemen met hun zoon op te lossen. Ook oordeelt de voorzieningenrechter dat de sluiting van de woning niet evenredig is. De zoon heeft namelijk een kwetsbare psychische gesteldheid en de voorwaarde van zijn schorsing was dat beide ouders hem in de gaten konden houden. Als de woning wordt gesloten, wordt het gezin waarschijnlijk opgesplitst en wordt de zoon uit zijn eigen leefomgeving gehaald. Dit is niet wenselijk.

De woning wordt dus nog niet gesloten zolang de rechter nog niet over het bezwaar heeft geoordeeld.