ECLI:NL:RBLIM:2024:1603 (Broer en zus niet eens over bestemming as van moeder)

Rechtbank Limburg 13 maart 2024, Broer wil as moeder in sieraad en zus wil as uitstrooien

(ECLI:NL:RBLIM:2024:1603)

Essentie

Partijen verschillen van mening over de bestemming van de as van hun overleden moeder.

Rechtsregel

De broer wil dat de as wordt opgesplitst zodat hij een deel van de as van zijn overleden moeder in een sieraad kan doen. De zus zegt echter dat de wens van de moeder was om haar as ongesplitst uit te strooien bij de sluis van Born. Bepalend voor het antwoord op de vraag of de as opgesplitst mag worden is de vermoedelijke wens van de moeder volgens art. 18 van de Wet op Lijkbezorging. De rechtbank komt tot oordeel dat haar as ongesplitst uitgestrooid moet worden.

Inhoud vonnis

Feiten

De moeder van partijen is overleden. De broer en zus hebben een andere mening over wat er moet gebeuren met de as van hun moeder. De zus voert aan dat het de wens van haar moeder was om de as uit te strooien bij de aanlegpaal bij de sluis van Born. De moeder wilde namelijk dat haar as uitgestrooid werd op de plek aan de sluis waar zij geboren was. De moeder komt namelijk uit een schippersfamilie. De zus voert ook nog aan dat de moeder wilde dat de as ongesplitst werd uitgestrooid, want ze vond dat je in het geheel komt en dus ook in het geheel weer moet gaan. Ter onderbouwing brengt de zus negen verklaringen van familieleden in.

De broer betwist niet dat de wens van de moeder was om haar as uit te strooien bij de sluis van Born, maar de broer voert wel aan dat de moeder graag zou hebben gewild dat haar kinderen een kleine hoeveelheid van haar as in een hanger zouden plaatsen. De broer baseert dit op een gesprek dat hij met zijn moeder zou hebben gehad. Ook kan de broer zich niet voorstellen dat zijn moeder niet zou hebben gewild dat een deel van de as naar de kinderen zou gaan.

Beoordeling

De as bevindt zich nu nog in het crematorium van Heerlen. De vraag die aan de orde komt is of de broer of de zus de as krijgt en wat dan de bestemming wordt van de as. Volgens art. 18 lid 1 van de Wet op de Lijkbezorging (Wlb) wordt in de lijkbezorging voorzien door degene die het verlof voor de begraving of crematie aanvraagt. Volgens lid 2 wordt onder lijkbezorging dus ook verstaan het geven van een bestemming aan de as na de crematie. In dit geval zou de broer de as krijgen, omdat hij de opdracht heeft gegeven voor de crematie. Volgens dit artikel moet echter de lijkbezorging, dus de bestemming van de as, geschieden overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat niet gevergd kan worden.

De broer moet er dus zorg voor dragen dat de as zijn bestemming krijgt overeenkomstig de wens van de overledene. Deze bevoegdheid komt hem exclusief toe. Dit betekent niet dat de broer ook degene is die bepaalt wat er met de as van zijn moeder gebeurt. De moeder heeft niks op geschrift gezet over de bestemming van haar as. Dit betekent dat het aankomt op de vermoedelijke wens van de moeder. De vermoedelijke wens van de moeder is dat haar as wordt uitgestrooid bij de sluis van Born. Dit is ook bewezen door de verklaringen van de familieleden. Deze wens staat dus vast.

De broer voert nog aan dat zijn moeder in een gesprek zei dat hij wel een deel van de as mocht hebben. Dit is echter niet duidelijk geworden en onvoldoende onderbouwd. De broer moet dus de wens van zijn moeder volgen volgens art. 18 lid 1 Wlb.

Verder wordt afgesproken dat de broer het crematorium de opdracht moet geven dat de as aan zijn zus wordt gegeven, zodat zij de wens van haar moeder kan uitvoeren.