Rechtbank Limburg, 3 juli 2023, ontslag op staande voet niet rechtsgeldig
(ECLI:NL:RBLIM:2023:3870)
Essentie
Dit arrest gaat over de beoordeling van een ontslag op staande voet.
Rechtsregel
Op grond van art. 7:677 lid 1 BW is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst op grond van dringende redenen op te zeggen. Volgens art. 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die als gevolg hebben dat van de werkgever niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Of sprake is van een van de dringende redenen hangt af van alle omstandigheden van het geval. Onder deze omstandigheden vallen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. In dit geval had de werkgever de melding van de werknemer dat hij naar de huisarts ging, moeten zien als een ziekmelding en niet als werkweigering. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig.
Inhoud
Feiten
Werknemer is met de werkgever op 1 februari 2022 een arbeidsovereenkomst aangegaan. De werknemer had de functie opperman-stratenmaker. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd aangegaan tot 1 augustus 2022, maar deze was later verlengd tot 1 augustus 2023.
Op 9 maart 2023 vindt tussen de werknemer en een collega een incident plaats. Tussen de werknemer en de collega is een woordenwisseling, waarna een handgemeen en een val plaatsvinden. De werknemer heeft na de val toch nog de hele dag doorgewerkt. De volgende ochtend, 10 maart, geeft de werknemer aan de werkgever aan dat hij toch de huisarts wil bezoeken vanwege pijnklachten die na de val zijn ontstaan. De werkgever geeft hier akkoord op. De werknemer laat ook nog aan de werkgever weten dat hij op de spoedeisende hulp zit voor nader onderzoek. De werkgever ontslaat de werknemer echter op staande voet. De werkgever geeft als redenen aan dat de werknemer meerdere keren te laat is gekomen en dat hij vandaag op 10 maart weigert te komen werken en op gesprek te komen bij de werkgever. Dit wordt gezien als werkweigering en leidt tot ontslag op staande voet.
De werknemer vindt dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen en vordert een billijke vergoeding. De werknemer wil namelijk niet vernietiging van het ontslag op staande voet, omdat hij inmiddels ander werk heeft gevonden.
Beoordeling
Op grond van art. 7:677 lid 1 BW is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst op grond van dringende redenen op te zeggen. Volgens art. 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die als gevolg hebben dat van de werkgever niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of van een van de dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval worden meegenomen. Onder deze omstandigheden vallen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet.
Het staat in dit geval vast dat de werkgever akkoord heeft gegeven op het bezoek aan de huisarts van de werknemer. Ook was de werkgever op de hoogte van het incident dat op de werkvloer had plaatsgevonden en dat tot pijnklachten had geleid. Toen de werknemer dus diezelfde dag na het huisartsbezoek niet meer kwam opdagen had de werkgever dit als een ziekmelding moeten aanmerken, ook omdat de werkgever diezelfde avond nog had medegedeeld dat hij op de spoedeisende hulp zat. De werknemer heeft dus werk geweigerd wegens zijn arbeidsongeschiktheid. Dit is geen dringende reden en dus was het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig.
De werkgever is een vergoeding verschuldigd aan de werknemer. De werknemer heeft als vergoeding recht op zijn loon van het moment van ontslag op staande voet tot het moment dat het ontslag rechtsgeldig was. Ook krijgt de werknemer een billijke vergoeding, omdat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De werkgever wordt veroordeeld tot een vergoeding van 15.475, 51 euro.