ECLI:NL:RBLIM:2023:1230 (Ontslag op staande voet door omlaag trekken van de broek van collega)

Rb. Limburg 16 februari 2023, ontslag op staande voet door omlaag trekken van de broek van collega
(ECLI:NL:RBLIM:2023:1230)

Essentie

Op 7 september 2022 trok een werknemer van VDL Nedcar de broek van zijn vrouwelijke collega naar beneden. Hierdoor kwam ze in het bijzijn van collega’s met blote billen op de werkvloer te staan. Het gevolg hiervan was ontslag op staande voet voor de werknemer. Werknemer gaf bij de rechtbank aan dat het een slechte grap was en dat zijn collega het niet erg zou hebben gevonden. Op de werkvloer zou namelijk een eigen cultuur met eigen normen en waarden heersen. De rechtbank ging hier niet in mee. 

Rechtsregel

Werkgever en werknemer zijn beide bevoegd de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen ex art. 7:677 lid 1 BW. Ingevolge art. 7:678 lid 1 BW worden dringende redenen beschouwd als zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die als gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hierbij moet dus naar de omstandigheden van het geval worden gekeken.

Verder is geen sprake van een getolereerde “eigen norm” op de werkvloer als de leiding hier niks over weet en dus niet kan ingrijpen.

Inhoud uitspraak

Werknemer is door het omlaag trekken van de broek van zijn collega op staande voet ontslagen op grond van een dringende reden. Nedcar heeft vanaf toen ook geen loon meer betaald aan werknemer.

Werknemer verzoekt onder andere een verklaring voor recht dat Nedcar ernstig en/of verwijtbaar heeft gehandeld, dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst en niet als goed werkgever heeft gehandeld. Verder verzoekt hij een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en nog steeds voortduurt én een betaling van achterstallig loon en doorbetaling van het loon. Nedcar verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van art. 7:671b lid 1 sub a jo. art. 7:669 lid 3 sub e BW zonder toekenning van enige vergoeding.

Norm op de werkvloer

De dringende reden voor het ontslag is het naar beneden trekken van de broek van zijn collega. De werknemer heeft erop gewezen dat er op zijn werk sprake is van een eigen cultuur met eigen normen en waarden. Dit houdt volgens hem in dat er vaak ruwere grappen worden gemaakt tussen de collega’s onderling.

De kantonrechter stelt vast dat ieder bewijs voor deze “eigen norm” ontbreekt. Er staat dus niet vast dat er sprake is van zo’n “cultuur van dit soort grappen”. Zelfs als zou blijken dat dergelijke voorvallen vaker hebben plaatsgevonden, acht de kantonrechter dat niet relevant voor de beoordeling van de zaak. Werknemer heeft namelijk verklaard deze voorvallen niet aan zijn leidinggevende te hebben gemeld. De leiding van Nedcar heeft wetenschap van dergelijke voorvallen ontkend. De houding van de werknemer (de leiding grijpt niet in en dus is het toegestaan) snijdt geen hout als de leidinggevenden van niets weten. De werknemer kan niet gerechtvaardigd de conclusie trekken dat de leiding dit gedrag tolereert of dat het zelfs een norm op de werkvloer zou zijn geworden. Bovendien beschouwt de kantonrechter het in bijzijn van collega’s op de werkvloer omlaag trekken van een korte broek van een vrouwelijke collega verre van respectvol met elkaar omgaan, ook in de “cultuur van de werkvloer”.

Te zware maatregel

De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een bijzonder ernstig feit. Een collega wordt in het bijzijn van andere collega’s op vernederende wijze te kijk gezet. De kans dat zij nog lang slachtoffer blijft van deze “grap” is daarom groot. De kantonrechter is van oordeel dat de sanctie passend is, ook wanneer de werknemer aangeeft zwaar te zijn getroffen door het ontslag. Hij heeft hierbij verwezen naar een aantal schulden die hij nu niet kan voldoen. Het gaat om verkeersboetes en onbetaalde zorgpremies, zijnde schulden die zijn ontstaan toen werknemer nog over inkomen bij Nedcar beschikte. Van enige causaliteit met het gegeven ontslag is dan ook niet gebleken.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de voornoemde feiten en omstandigheden voldoende grond voor een ontslag op staande voet. Het handelen was zodanig ernstig dat Nedcar in redelijkheid kon beslissen dat van haar niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst met werknemer te laten voortduren. Het ontslag is op staande voet is rechtsgeldig en houdt stand.