ECLI:NL:RBLIM:2022:6772 (Werkgever handelt ernstig verwijtbaar door recherchebureau prematuur in te zetten)

Rechtbank Limburg 5 september 2022, Volstrekt buitenproportionele inzet recherchebureau leidt tot betaling van billijke vergoeding
(ECLI:NL:RBLIM:2022:6772)

Essentie

Werknemer is sinds 2003 als schilder in dienst van werkgever en heeft zich in november 2019 ziek gemeld in verband met toenemende schouderklachten. De bedrijfsarts oordeelt dat hij niet inzetbaar is voor eigen of aangepast werk. In de zomer van 2020 heeft de werkgever een detective ingeschakeld die de werknemer rondom zijn woning heeft geobserveerd. Naar aanleiding daarvan ontvangt de werknemer een waarschuwingsbrief. Op 9 maart 2020 verleent het UWV een ontslagvergunning, waarna de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd.

In deze procedure verzoekt de werknemer primair een billijke vergoeding ter hoogte van 116.364,64 euro. Daarnaast vordert de werknemer een immateriële schadevergoeding wegens psychische schade van 25.000 euro. Subsidiair heeft de werknemer schending van artikel 7:611 en 7:658 BW aan de vordering ten grondslag gelegd.

Rechtsregel

Het prematuur inschakelen van een recherchebureau is volstrekt buitenproportioneel en een onevenredige inbreuk op de privacy van de werknemer. Dit leidt dan ook tot ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, waardoor aan de werknemer een billijke vergoeding toekomt, waaronder een vergoeding voor immateriële schade.

Inhoud uitspraak

De kantonrechter beantwoordt allereerst de vraag of de werkgever ernstig verwijtbaar gehandeld heeft. Omdat de werknemer artikel 7:682 lid 1 onder c BW aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd, onderzoekt de kantonrechter of de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens omstandigheden als bedoeld onder de b-grond (langdurige ziekte) het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

Daartoe wordt een aantal zaken/gebeurtenissen overwogen:

  • De werkgever had adequater kunnen en moeten reageren op het verzoek van werknemer om minder te werken in verband moet toenemende schouderklachten. De werkgever heeft ingestemd met dit verzoek, maar heeft vervolgens drie keer eenzijdig de ingangsdatum gewijzigd.
  • Na geruchten dat werknemer tijdens ziekte thuis aan het werk is, schakelt de werkgever bedrijfsrecherche in. De kantonrechter is van mening dat dit een vergaand middel is dat niet lichtvaardig ingezet mag worden. Uitgangspunt is dat deze vorm van controle alleen aanvaardbaar is wanneer sprake is van zeer bijzondere omstandigheden waarbij tegen de werknemer ernstige verdenkingen zijn gerezen ter zake van ernstige overtredingen, die een onderzoek buiten de werknemer om noodzakelijk maken. Daarvan is nu geen sprake. De inzet is dan ook volstrekt buitenproportioneel en vormt een onevenredig grote inbreuk op de privacy van de werknemer. Dit handelen is ernstig verwijtbaar.
  • Van de werkgever had verwacht mogen worden dat deze de voortrekkersrol op zich zou nemen naar aanleiding van het mediationadvies van de bedrijfsarts. Het niet benutten van deze mogelijkheid heeft het herstel van de werknemer in de weg gestaan.
  • Werkgever heeft ten onrechte en tegen het advies van de bedrijfsarts in aangedrongen op werkhervatting en daarmee werknemer in ernstige mate onder druk gezet.
  • Pesterijen bestaande uit: het niet verstrekken van een kerstpakket en verjaardagskaart, het pas een half jaar later uitbetalen van een toegezegde taxivergoeding, het niet condoleren bij het overlijden van de schoonmoeder van de werknemer en oproepen van werknemer om te komen werken op ongepaste momenten.

Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld voor wat betreft het ontstaan en voortduren van de medische klachten. De billijke vergoeding wordt dan ook toegewezen.

Aan de hand van de maatstaf uit het arrest New Hairstyle wordt de hoogte van de billijke vergoeding bepaald. De kantonrechter overweegt dat uit de feiten blijkt dat de werknemer niet van plan was zijn dienstverband bij de werkgever tot aan zijn pensioenleeftijd voort te zetten. Dit in verband met de mantelzorg voor zijn gehandicapte kleindochter en de schouderklachten die het werk belemmeren. Het door de werknemer becijferde inkomensverlies wordt daardoor sterk beperkt tot een billijke vergoeding ter zake inkomensschade van 30.000 euro bruto. De billijke vergoeding ter zake immateriële schade zal worden bijgesteld naar 25.000 euro bruto. Daarbij rekent de kantonrechter het prematuur inschakelen van het recherchebureau de werkgever in ernstige mate aan. In totaal wordt een billijke vergoeding van 55.000 euro bruto toegekend.