ECLI:NL:RBLIM:2022:2976 (Verdachte doodt voor de tweede maal zijn echtgenote)

Rechtbank Limburg 15 april 2022, Verdachte doodt voor de tweede maal zijn echtgenote
(ECLI:NL:RBLIM:2022:2976)

Door Julia Ligtenberg

Essentie

De 74-jarige man die terecht staat, wordt veroordeeld omdat hij zijn echtgenote heeft omgebracht. Verdachte werd in 1998 ook al veroordeeld omdat hij zijn toenmalige echtgenote door verwurging om het leven heeft gebracht. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij voor de tweede keer is gekomen tot een levensdelict.

Rechtsregel

De rechtbank moet beoordelen of sprake is van opzet bij het ombrengen van zijn vrouw. Daarbij moet bekeken worden of hij dit met voorbedachten rade heeft gedaan. Met andere woorden: is sprake van moord in de zin van artikel 289 Sr?

Inhoud

Op 26 september 2021 meldde verdachte zichzelf bij de politie nadat hij een ernstig delict heeft gepleegd. Hij verklaarde dat hij zijn vrouw had omgebracht. Verdachte kampte al langer met financiële problemen.  Op de desbetreffende avond zat zijn vrouw op de bank tv te kijken toen in het programma het onderwerp deurwaarders ter sprake kwam. Zijn vrouw maakte hier een opmerking over en op dat moment explodeerde er iets in zijn hoofd. Verdachte heeft haar vervolgens van achteren met een lap stof gewurgd. Daarna is hij naar de garage gelopen en heeft hij zijn hond aan zijn riempje opgehangen.

Opzet

De advocaat van verdachte pleit voor vrijspraak van moord nu geen sprake was van voorbedachte raad en ook het opzet ontbrak. Volgens de advocaat kon verdachte de gevolgen van het plegen van het delict niet inzien. In vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2775) staat dat geen sprake is van opzet indien bij de dader zou blijken van een zodanige ernstige, geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat hij van elk inzicht was verstoken in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.

Uit de gedragsdeskundige rapportages die zijn gemaakt, concludeert de rechtbank dat sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, dwangmatige (obsessief-compulsieve) en passief-agressieve kenmerken. Ter zitting hebben de deskundigen echter verklaard dat verdachte niet handelde onder invloed van een psychose of waanbeelden. De rechtbank constateert dat verdachte besef moet hebben gehad van wat hij veroorzaakte. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte erop duidt dat hij dit met vol opzet heeft gedaan.

Voorbedachte raad

Voor dit bestanddeel moet vast komen te staan dat verdachte niet heeft gehandeld in een opwelling, maar dat hij zich enige tijd heeft kunnen beraden op zijn handelingen. Bij de beoordeling hiervan gaat het om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Volgens verdachte stond hij in de keuken toen hij naar eigen zeggen ‘een explosie’ kreeg in zijn hoofd en daardoor zijn vrouw verstikte. Verder blijkt nergens uit dat hij dit delict van tevoren heeft beraad. De rechtbank spreekt verdachte van dit bestanddeel vrij, waardoor geen sprake kan zijn van moord in de zin van artikel 289 Sr.

Wel oordeelt de rechter dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zin echtgenote opzettelijk heeft gedood en tevens dat hij na dit delict zijn hond heeft gewurgd.

De strafbaarheid

De verdediging heeft naar voren gebracht dat de psychische toestand van verdachte zodanig van invloed was op zijn handelen dat de feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Volgens deskundigen is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, dwangmatige (obsessief-compulsieve) en passief-agressieve kenmerken. Zoals ter zitting door deskundigen is verklaard heeft verdachte echter niet gehandeld vanuit een stoornis. De rechtbank sluit zich aan bij dit advies en acht verdachte strafbaar.

Conclusie

Bij de bepaling van de straf heeft de rechter gekeken naar de omstandigheden waaronder het delict is begaan en de persoon van verdachte zelf. Verdachte heeft een gruwelijk misdrijf begaan en is na dat misdrijf niet gestopt, maar heeft ook zijn hond gedood. In 1998 is verdachte ook veroordeeld voor de moord op zijn toenmalige echtgenote. Hij heeft destijds een gevangenisstraf van acht jaar gekregen, mede omdat het recidiverisico laag werd ingeschat. Het recidiverisico van verdachte wordt nu als hoog ingeschat, zeker indien verdachte opnieuw een relatie begint. Hij zou dan in een soortgelijke situatie terecht kunnen komen als al twee keer eerder is gebeurd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij al eens eerder is veroordeeld voor eenzelfde soort levensdelict en komt tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar. Daarnaast oordeelt de rechter dat verdachte niet onbehandeld terug de samenleving in kan keren. Er wordt daarom naast een gevangenisstraf ook bepaald dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld.