ECLI:NL:RBLIM:2017:10808 (Ontbinding arbeidsovereenkomst na verwijtbaar handelen)

Rechtbank Limburg, 8 november 2017, Ontbinding arbeidsovereenkomst na verwijtbaar handelen
(ECLI:NL:RBLIM:2017:10808)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671 lid 1 sub a en 7:669 lid 3 sub e en g BW.

Rechtsregel

Negatieve uitlatingen over collega’s kunnen, gelet op de aard van de werkzaamheden van het bedrijf en de aard van de uitlatingen, een grond tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleveren op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e (verwijtbaar handelen)

Inhoud vonnis

Werkneemster is werkzaam bij werkgever Visio, een expertisecentrum voor blinden en slechtzienden. Zij heeft e-mails verzonden naar een andere collega over een blinde collega van haar. Zij heeft deze per ongeluk naar de collega in kwestie verstuurd, waarop deze zijn beklag is gaan doen bij de leidinggevende. Er bleken over langere tijd meerdere mails tussen de collega’s te zijn verzonden met een beledigende aard naar de blinde collega.

De werkgever heeft op grond van deze e-mails de arbeidsovereenkomst willen ontbinden op grond van artikel 7:671 lid 1 sub a en 7:669 lid 3 sub e en g BW. Visio vindt dat werkneemster zich op een onbehoorlijke manier heeft uitgelaten en kan dit niet toestaan. Hiermee is het vertrouwen van Visio beschadigd. Werkneemster voert verweer en probeert haar gedrag te rechtvaardigen. Hierbij voert zij aan dat haar uitlatingen gevolg zijn van de negatieve en laconieke werkhouding van de collega in kwestie, waardoor grote frustraties veroorzaakt werden bij haar en haar medecollega’s.

De kantonrechter ontbindt in dit geval de arbeidsovereenkomst. Juist omdat Visio een bedrijf is dat slechtzienden behandelt, had werkneemster kunnen weten dat de uitlatingen jegens haar blinde collega niet geaccepteerd zouden worden door de werkgever. De kantonrechter oordeelt dan ook dat met deze mails sprake is van verwijtbaar handelen van de werkneemster, zodat de werkgever niet meer op een normale manier de arbeidsovereenkomst zou kunnen voortzetten. Haar 23-jarig dienstverband, goed functioneren en de onvoorwaardelijke steun van haar collega’s staan hiermee niet in verband. Werkneemster is volgens de kantonrechter namelijk zelf verantwoordelijk voor haar eigen handelen. Een billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.