ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7365 (Contact met gedetineerde)

Rechtbank Haarlem, 17 december 2009, contact met gedetineerde
(ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7365)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter. Verzoekster was werkzaam in een penitentiaire inrichting. Na vermeend contact met een ex-gedetineerde mag zij de inrichting niet meer betreden. Ontslag volgt na onderzoek van bureau integriteit en veiligheid. Rechter oordeelt dat haar toegang terecht ontzegd is. Het ontslagbesluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Verweerder heeft niet uitgesloten dat er sprake is van een persoonsverwisseling. Verzoekster ontkent de contacten. Haar verklaring staat tegenover een enkele verklaring van een getuige.

Er bestaat geen aanleiding voor schorsing van het ontslagbesluit. Melding over het contact is voldoende concreet. Verzoekster vormt nog een veiligheidsrisico.

Rechtsregel

Volgens art. 8:81 Awb is de voorzieningenrechter bevoegd om zich over de zaak te buigen. Op grond van art. 77 lid 1 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) kan een ambtenaar door het bevoegd gezag de toegang tot dienstlokalen, dienstgebouwen of werk en verblijf worden ontzegd. Volgens art. 80 lid 1 ARAR kan een ambtenaar die opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich aan plichtsverzuim schuldig maakt disciplinair worden gestraft. Lid 2 van dit artikel omschrijft plichtsverzuim als het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Door gedragingen en het nalaten van het melden van het contact met gedetineerde heeft verzoekster zich schuldig gemaakt aan het misdrijf van art. 197 Sr.

Inhoud voorlopige voorziening

Verzoekster is werkzaam als ambtenaar bij Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) als penitentiaire inrichtingswerker in het DC Zaandam. Hier verblijven vreemdelingen in bewaring. Verweerder heeft een melding ontvangen van een medewerker van het DC Zaandam dat verzoekster is gesignaleerd in gezelschap van een voormalig gedetineerde. Deze gedetineerde is uit DC Zaandam ontsnapt.

Op grond van deze melding is verzoekster de toegang tot DC Zaandam ontzegd. Vervolgens heeft Bureau Integriteit en Veiligheid een onderzoeksrapport uitgebracht. De eindconclusie van het rapport is dat verzoekster meerdere malen contact heeft gehad met de gedetineerde. Verweerder heeft via een brief kenbaar gemaakt dat haar een disciplinaire straf en een onvoorwaardelijk ontslag wordt opgelegd. Verzoekster heeft hier tweemaal schriftelijk op gereageerd. Verweerder heeft vervolgens het bestreden ontslagbesluit genomen.

Verzoekster is het met het ontslagbesluit niet eens. Daarnaast vindt zij de ontzegging van de toegang tot de inrichting disproportioneel. Zij verwijst naar de waarborgen van het strafrecht, omdat dit ook een soort strafprocedure is. Ze beroept zich op het beginsel ‘’equality of arms’’. Ze stelt niet in de gelegenheid te zijn geweest om de getuigen die zijn verhoord zelf ook vragen te stellen. Volgens verzoekster is zij gezien met iemand die erg op de gedetineerde lijkt, en dus niet de gedetineerde zelf. Het ontslagbesluit heeft voor verzoekster onevenredig zware gevolgen en zij vindt dan ook dat de maatregel van strafontslag onevenredig is aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.

Verweerder stelt dat voldaan is aan vereiste ‘’equality of arms’’, omdat verzoekster over alle aan de besluiten ten grondslag gelegde stukken beschikt. Tevens stelt verweerder dat regels in bestuursrecht afwijken van die in het strafrecht. Verweerder is van mening dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. Qua belangenafweging stelt verweerder dat verzoekster zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf omdat de gedetineerde ongewenst vreemdeling is. Het contact had kunnen leiden tot onveilige situaties in de inrichting.

De rechter oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat verzoekster de toegang wordt ontzegd. De melding die hij ontving over mogelijke contacten van verzoekster met de gedetineerde was concreet. Enkele gedragingen zijn in het ontslagbesluit aangemerkt als plichtsverzuim. Ondanks dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en gemotiveerd, bestaat geen aanleiding het besluit te schorsen.