ECLI:NL:RBHAA:2008:BD5329 (Rechtsgevolgen testament bij dwaling)

Rechtbank Haarlem 19 maart 2008, rechtsgevolgen testament bij dwaling
(ECLI:NL:RBHAA:2008:BD5329)

Door Felicity Garretsen

Essentie

Wanneer een testament tot stand komt onder dwaling in het objectieve recht, leidt dat ertoe dat de rechtsgevolgen aan het testament moeten worden onthouden.

Rechtsregel

Ondanks dat de bewoordingen van een testament duidelijk zijn en slechts voor één uitlegging vatbaar, kan het in het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn dat erfgenamen rechten ontlenen aan een testament. Dit is in het bijzonder zo wanneer de erflater heeft gedwaald in het objectieve recht.

In deze zaak heeft de erflaatster in de veronderstelling verkeerd dat door haar huwelijk in gemeenschap van goederen het testament geen werking meer zou hebben en dat de langstlevende van hen beiden volgens de wet als enig erfgenaam zou optreden. Daarmee heeft zij gedwaald in het objectieve recht, waardoor zij heeft nagelaten het testament te herroepen. Dit dient tot gevolg te hebben dat aan het testament de rechtsgevolgen worden onthouden.

Inhoud arrest

In deze zaak heeft een erflaatster in 1980 haar broer tot enig erfgenaam benoemd in haar testament. In 1993 is erflaatster vervolgens in gemeenschap van goederen getrouwd. Erflaatster is ten slotte in 2003 overleden. Na haar overlijden vordert haar broer op grond van het nooit gewijzigde testament de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van erflaatster en haar echtgenoot. De echtgenoot van de erflaatster verweert zich en vordert dat haar broer op grond van uitleg van het testament hieraan geen rechten kan ontlenen, omdat erflaatster heeft gedwaald in het objectieve recht. Die rechtsvraag die dus centraal staat is of de broer van erflaatster rechten kan ontlenen aan het testament waarin hij benoemd is tot enig erfgenaam.

De rechtbank oordeelt dat uit de bewoordingen van het testament van erflaatster duidelijk naar voren komt dat zij haar broer tot enig erfgenaam heeft benoemd. Gelet op de goede band tussen broer en zus op het moment van het opstellen van het testament is dit de verhouding die erflaatster in haar testament heeft willen regelen. Het feit dat zij bij het opmaken van haar testament niet aan een toekomstig huwelijk heeft gedacht, maakt dit niet anders, nu zij voor die situatie blijkbaar geen regeling heeft willen treffen.

Vervolgens overweegt de rechtbank dat het er echter voor moet worden gehouden dat erflaatster in de veronderstelling heeft verkeerd dat door haar huwelijk in gemeenschap van goederen het testament geen werking meer zou hebben en dat de langstlevende volgens de wet als enig erfgenaam zou optreden. Daarmee heeft zij gedwaald in het objectieve recht waardoor zij heeft nagelaten het testament te herroepen. Ondanks het feit dat het testament dus duidelijk is, oordeelt de rechtbank dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat de broer van erflaatster aan het testament rechten kan ontlenen. Hij heeft de stelling van de echtgenoot dat zijn zus heeft gedwaald in het objectieve recht onvoldoende weersproken. Dit dient tot gevolg te hebben dat aan het testament de rechtsgevolgen worden onthouden.