Rechtbank Gelderland, 14 november 2024, Niet verlengen arbeidsovereenkomst vanwege zwangerschap
(ECLI:NL:RBGEL:2024:9726)
Essentie
In deze zaak staat zwangerschapsdiscriminatie centraal. De vraag is of de arbeidsovereenkomst van een werknemer niet is verlengd vanwege haar zwangerschap. De rechtbank oordeelde dat de werknemer voldoende feiten heeft aangevoerd die het vermoeden van zwangerschapsdiscriminatie ondersteunen, terwijl de werkgever, Kinderthuiszorg, niet heeft bewezen dat het niet verlengen van het contract om andere redenen was. Als gevolg hiervan werd het verbod op discriminatie op grond van geslacht, inclusief zwangerschap, geschonden. De werkgever werd veroordeeld tot schadevergoeding.
Rechtsregel
Het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst vanwege zwangerschap vormt een verboden onderscheid op grond van geslacht. Als een werknemer feiten aanvoert die het vermoeden van discriminatie ondersteunen, is het aan de werkgever om aan te tonen dat de beslissing om het contract niet te verlengen niet is ingegeven door de zwangerschap of de zwangerschapsgerelateerde ziekte.
Inhoud vonnis
Feiten
Een werknemer is sinds mei 2021 in dienst bij Kinderthuiszorg, een organisatie die zorg verleent aan kinderen thuis. De eerste arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de duur van één jaar. Na afloop werd deze verlengd, voor eenzelfde periode.
Begin januari 2023 viel de werknemer uit vanwege ziekte, veroorzaakt door een zwangerschap die eindigde in een miskraam eind januari. Na haar herstel keerde zij eind februari 2023 terug naar haar werk. Gedurende deze tijd ontving de werknemer positieve feedback over haar functioneren. Dit wekte de verwachting dat haar arbeidsovereenkomst zou worden verlengd. Op 13 maart 2023 stuurde de werkgever een e-mail waarin werd aangegeven dat de arbeidsovereenkomst uiteraard zou worden verlengd, tenzij er bijzondere omstandigheden waren. De arbeidsovereenkomst werd per 1 mei 2023 weer verlengd voor de duur van één jaar.
Op 26 juli 2023 viel de werknemer opnieuw ziek uit, ditmaal vanwege complicaties van haar tweede zwangerschap. Sindsdien was zij niet in staat om haar werk te verrichten. Ondanks eerdere positieve beoordelingen besloot Kinderthuiszorg op 10 januari 2024 om het contract van de werknemer niet te verlengen.
De werknemer stelde dat haar contract niet werd verlengd vanwege haar zwangerschap en de bijbehorende ziekte. Zij verzocht de rechtbank om te verklaren dat de werkgever in strijd had gehandeld met het discriminatieverbod op grond van geslacht ex artikel 7:646 BW. De werknemer voerde aan dat zij goed functioneerde en dat er geen objectieve redenen waren voor het niet verlengen van haar contract. De werkgever betwistte dit en stelde dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst te maken had met een gebrek aan vertrouwen in het functioneren van de werknemer. Volgens het bedrijf was de vrouw onzeker in haar werk.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelde dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst een vermoeden van discriminatie opwerpt, aangezien de werknemer voldeed aan de voorwaarden voor verlenging. Ze functioneerde immers goed en rondde de benodigde opleiding af. Verder slaagde de werkgever er niet in om overtuigend te bewijzen dat het besluit om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen iets te maken had met andere redenen dan de zwangerschap of de ziekte van de werknemer. Het ontbreken van concrete aanwijzingen voor een gebrek aan vertrouwen in haar functioneren maakte het standpunt van de werkgever ongeloofwaardig.
Bovenstaande brengt mee dat de rechtbank concludeerde dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst in strijd was met het discriminatieverbod op grond van zwangerschap en dat de werkgever onterecht handelde. De vordering tot schadevergoeding is toegewezen. De materiële schadevergoeding is daarbij vastgesteld op het inkomen dat de werknemer had gemist door het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst. Daarnaast kreeg zij een immateriële schadevergoeding voor de psychische schade die zij door de discriminatie had ervaren. De werkgever werd verder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.