ECLI:NL:RBGEL:2020:224 (Aansprakelijkheid trampolinepark)

Rechtbank Gelderland, 23 januari 2020, Aansprakelijkheid trampolinepark
(ECLI:NL:RBGEL:2020:224)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Een trampolinepark is aansprakelijk voor het ongeval van verzoeker welke hem is overkomen in een zogenaamde ‘’foampit’’. Het trampolinepark schiet tekort in de nakoming van contractuele zorgplicht aangezien de foampit niet voldoet aan de eisen van art. 15 Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen.

Rechtsregel

Door een kaart te kopen en het trampolinepark te betreden is tussen verzoeker en het trampolinepark een overeenkomst ontstaan op grond van artikel 7:400 BW. Het trampolinepark moet als opdrachtnemer in uitvoering van de opdracht de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Dit houdt in dat van het trampolinepark mag worden verwacht dat zij de speeltoestellen zo aanbiedt en onderhoudt dat zij bij normaal gebruik door bezoekers geen gevaar opleveren.

De invulling van de zorgplicht van het trampolinepark als opdrachtnemer draait om de vraag of een speeltoestel bij normaal gebruik voor springers veilig is. Deze norm volgt uit het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (artikel 15 is gericht tot de beheerder van de toestellen). Op grond van artikel 15 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen moet de beheerder ervoor zorgen “dat het toestel zodanig is geïnstalleerd, gemonteerd en zodanig is beproefd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestaat.”

Inhoud

Verzoeker heeft het trampolinepark bezocht. In de foampit area staat een trampoline met daarvoor een bak die gevuld is met schuimblokken (de foampit). Hierbij is een begeleider aanwezig voor de veiligheid die op naleving van de regels toeziet. Verzoeker is twee keer via de trampoline met een salto voorwaarts in de foampit gesprongen. Bij de tweede sprong is verzoeker met zijn voeten dichtbij de rand van de bak geland. Tijdens deze landing kwam verzoeker terecht op een hard voorwerp en heeft vervolgens een breuk op de plek waar het scheenbeen de enkel raakt opgelopen.

Verzoeker heeft aangevoerd dat het trampolinepark tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst. De foampit voldoet volgens verzoeker niet aan de daaraan te stellen eisen vanwege drie redenen: de schuimblokken zullen niet iedere val kunnen breken, de veren hadden met een schuimlaag afgedekt moeten worden en de zijwand van de foampit is van hout en niet afgeschermd met schuim. Verder heeft verzoeker aangevoerd dat het trampolinepark hem niet voldoende heeft geïnformeerd over het gebruik van de foampit. Aan hem is, voor het betreden, geen informatiefilm getoond. Verder is niet vermeld dat hij niet aan de zijkant van de foampit mag springen. Verzoeker heeft zich aan de veiligheidsregels bij de foampit gehouden en desondanks heeft hij letsel opgelopen. Het trampolinepark betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

Het enkele feit dat een TÜV-certificaat is afgegeven voor de foampit leidt niet tot het oordeel dat de foampit volledig geïnstalleerd en/of gemonteerd is. Tussen het trampolinedoek en de bakwand zit een opening waar bezoekers met hun voet tussen kunnen komen. Hierdoor komt de rechtbank tot de conclusie dat de foampit niet dusdanig is geïnstalleerd dat bij normaal/te verwachten gebruik geen gevaar voor veiligheid ontstaat.

De rechter oordeelt dat het trampolinepark is tekortgeschoten in haar zorgplicht als opdrachtnemer en aansprakelijk is voor de gevolgen daarvan en de door verzoeker geleden schade.