ECLI:NL:RBDHA:2024:8809 (Ontslag op staande voet wegens tweede baan)

.Rechtbank Den Haag, 13 juni 2024, Ontslag op staande voet wegens tweede baan
(ECLI:NL:RBDHA:2024:8809)

Essentie

De kantonrechter beoordeelt het ontslag op staande voet van eiser door het Ministerie als rechtsgeldig. Eiser had zonder melding te maken een tweede baan bij Netherlands ER en werkte daar tijdens haar ziekteverlof voor het Ministerie. Haar verzuim om deze nevenactiviteiten te melden en het werken tijdens ziekteverlof werden als ernstig verwijtbaar beschouwd, waardoor het ontslag gerechtvaardigd was. Alle verzoeken van eiser, inclusief loondoorbetaling en een transitievergoeding, werden afgewezen.

Rechtsregel

Een werknemer is verplicht om nevenwerkzaamheden aan de werkgever te melden. Vooral wanneer deze werkzaamheden de re-integratie kunnen belemmeren of conflicteren met een ziekteverlof. Het verzwijgen van zulke activiteiten en het verrichten van werk tijdens een ziekteverlof kunnen als ernstig verwijtbaar handelen worden beschouwd, wat een ontslag op staande voet kan rechtvaardigen.

Feiten

In deze zaak draait het om een arbeidsgeschil tussen eiser en het Ministerie. Eiser werkte sinds 1990 28 uur per week bij het Ministerie als management-ondersteuner bij de Hoofddirectie Postennet (HDPN). Op 1 januari 2020 werd haar ambtenarenaanstelling omgezet in een arbeidsovereenkomst conform het Burgerlijk Wetboek. Na een ziekteverlof begon zij in januari 2022 op re-integratiebasis weer bij HDPN. Na enkele maanden werd deze plaatsing definitief.

Van 6 december 2023 tot 7 februari 2024 was eiser volledig arbeidsongeschikt en werkte zij niet voor het Ministerie. Op 8 februari 2024 ontdekte het Ministerie dat eiser bij Netherlands House for Education and Research (Netherlands ER) in Brussel werkte. Het Ministerie belde dezelfde dag naar Netherlands ER, waar eiser de telefoon opnam. Daarom werd zij op 9 februari 2024 geschorst en uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek gaf zij toe sinds juli 2023 acht uur per week bij Netherlands ER te werken vanwege haar expertise met evenementen.

Na het gesprek bood eiser op 11 februari 2024 haar excuses aan voor de situatie. Het Ministerie ontsloeg haar echter op staande voet op 12 februari 2024 vanwege haar nevenwerkzaamheden bij Netherlands ER, en omdat ze tijdens haar ziekmelding bij het Ministerie wel werkzaamheden voor Netherlands ER verrichtte en deze werkzaamheden niet bij het Ministerie gemeld had.

De eiser verzocht om vernietiging van het ontslag op staande voet en om doorbetaling van haar salaris, en subsidiair om een transitievergoeding van €32.521,36. Zij betoogde dat het ontslag disproportioneel was gezien haar persoonlijke omstandigheden, lange staat van dienst en de impact van het ontslag op haar schuldsaneringstraject. Het Ministerie verweerde zich door te stellen dat het ontslag gerechtvaardigd was gezien haar ernstig verwijtbaar handelen en het onverwijld geven van dit ontslag.

Oordeel rechter

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. Het feit dat de eiser vier jaar lang een tweede baan van aanzienlijke omvang had, zonder dit te melden, en ook tijdens haar ziekteverlof bij het Ministerie voor Netherlands ER had gewerkt, werd als ernstig verwijtbaar beschouwd. Dit rechtvaardigde het ontslag, ook al had dit vervelende gevolgen voor de eiser, zoals het verlies van haar plaats in de schuldsaneringsregeling. Bovendien had zij tijdens de schuldsanering haar inkomsten bij Netherlands ER niet opgegeven. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag onverwijld was gegeven, omdat het Ministerie binnen een redelijke termijn na ontdekking van de feiten handelde.

De kantonrechter wees alle verzoeken van de eiser af, inclusief haar verzoek om doorbetaling van loon en toekenning van een transitievergoeding. Tevens werd het Ministerie niet verplicht tot betaling van de verzochte voorlopige voorziening, aangezien het ontslag rechtsgeldig was. Het voorwaardelijke tegenverzoek van het Ministerie om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, indien het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig zou zijn, werd niet behandeld omdat het ontslag rechtsgeldig bleek. Tot slot werd de eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten.