Rechtbank Den Haag 16 oktober 2023, Door laagstaande zon rijdt automobiliste fietser aan
(ECLI:NL:RBDHA:2023:15503)
Essentie
Veroordeling voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Rechtsregel
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verkeersgedragingen van de verdachte die tot het ongeval hebben geleid, kunnen worden aangemerkt als een overtreding van art. 6 WVW.
De verdachte heeft nagelaten voorzorgsmaatregelen te treffen tegen de verblinding door de zon. Verdachte heeft hierdoor aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gereden, waardoor zij een ongeluk heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Inhoud arrest
Feiten
Op 29 maart 2022 heeft in Sassenheim een verkeersongeval plaatsgevonden. Een automobiliste en een fietser reden in dezelfde rijrichting op een kruispunt af. De automobiliste wilde rechts afslaan bij het kruispunt. Door de laagstaande zon rijdt de automobiliste nog voor het kruispunt de fietser van achteren aan. De automobiliste had ook geen maatregelen getroffen tegen de laagstaande zon. Tijdens het rijden droeg de automobiliste geen zonnebril. In haar verklaring gaf ze ook aan dat ze op sommige stukken helemaal niks kon zien en langere tijd door de zon werd verblind. De fietser heeft als gevolg van dit ongeval letsel opgelopen.
Het letsel van de fietser is een breuk in de onderkaak, een breuk van de neus, een breuk van de pols, in de schedel een kleine bloeduitstorting, diverse bloeduitstortingen, schaafwonden op het gezicht en schaafwonden op beide knieƫn. De herstelduur van de neus en kaak is tenminste zes tot acht weken. De duur van het herstel van de gebroken pols is twee tot drie maanden.
Beoordeling
In de eerste plaats moet de rechtbank beoordelen of verdachte een strafrechtelijk verwijt in de zin van art. 6 WVW kan worden gemaakt, omdat dit primair ten laste is gelegd. Om tot een strafrechtelijk verwijt in de zin van art. 6 WVW te komen, moet sprake zijn van schuld. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag. Daarvoor is vereist dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. Dit is niet gebleken uit de feiten en omstandigheden.
De verdachte werd langere tijd verblind door de zon. Op het moment dat een bestuurder wordt verblind door de zon mag worden verwacht dat hij of zij voorzorgsmaatregelen treft hiertegen. Een aantal van die voorzorgsmaatregelen had kunnen zijn een zonnebril opzetten, snelheid verminderen en extra goed letten op de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers. De verdachte heeft dit nagelaten. Verdachte heeft juist snelheid vermeerderd waardoor zij met behoorlijke snelheid tegen het slachtoffer aanreed. De rechtbank kwalificeert dit gedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank oordeelt dus dat sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW. Het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, wordt gezien als zwaar lichamelijk letsel. Hierdoor is voldaan aan art. 6 WVW.
Verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.