Rechtbank Den Haag, 20 juni 2023, Ergens anders werken tijdens arbeidsongeschiktheid leidt tot ontslag op staande voet.
(ECLI:NL:RBDHA:2023:12114)
Essentie
Een werknemer werd na twee jaar bij dezelfde werkgever werkzaam te zijn geweest arbeidsongeschikt verklaard. Hij zou vanwege zijn heupklachten niet meer kunnen staan of lopen zonder krukken en zou alleen nog zittend werk kunnen doen. Later blijkt echter dat de man elders ook werkzaam is, waarbij hij de gehele dag staat en loopt zonder krukken. Hij wordt vervolgens op staande voet ontslagen.
Rechtsregel
Voor een ontslag op staande voet op grond van artikel 7:671 lid 1 BW is vereist dat:
1) er geen sprake is van een opzegverbod;
2) het ontslag op staande voet onverwijld gegeven is;
3) er sprake is van een geldige dringende reden.
Inhoud uitspraak
Na twee jaar in dienst is de werknemer uitgevallen wegens heupklachten. Een jaar later is hij bij de bedrijfsarts geweest, die constateert dat de mobiliteit van de werknemer verslechterd is. Het advies i dat de werknemer zittend werk zou kunnen doen, bijvoorbeeld vanuit huis. Om te kunnen lopen zou de man krukken nodig hebben.
Een dag na dit bezoek heeft een andere werknemer de man gezien in een restaurant, waar hij als kassamedewerker werkzaamheden aan het verrichten was. Hierbij zou hij de hele tijd staan en heen en weer lopen. Vervolgens heeft de werkgever een beveiligingsbureau ingeschakeld om de werknemer te observeren. Hieruit bleek dat de man dagelijks zonder krukken liep en inderdaad bij een andere winkel werkzaam was.
Na het onderzoek is de werknemer uitgenodigd voor een gesprek met de werkgever, waarin hij beweerde niet voor een andere werkgever werkzaam te zijn geweest tijdens zijn arbeidsongeschiktheid. Op grond van bedrog met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid heeft de werkgever de man tijdens dit gesprek op staande voet ontslagen.
De werknemer beroept zich op het ontslagverbod tijdens ziekte en verzoekt de kantonrechter onder andere het ontslag op staande voet te vernietigen.
De beoordeling
De vraag is of er in deze casus sprake is van een rechtmatig gegeven ontslag op staande voet. Op grond van artikel 7:671 lid 1 BW kan een werkgever de arbeidsovereenkomst alleen opzeggen zonder schriftelijke toestemming van de werknemer, indien er sprake is van een dringende reden. Er mag hierbij geen sprake zijn van een opzegverbod en het ontslag op staande voet dient onverwijld gegeven te zijn.
De werkgever is niet direct nadat de werknemer in het restaurant gezien was overgegaan tot ontslag op staande voet. De kantonrechter begrijpt dat de werkgever eerst de mate wilde zien waarin de werknemer elders werkte, zodat uitgesloten kon worden dat er sprake was van een eenmalige actie. Op dezelfde dag dat de bevindingen van het onderzoek met de werkgever zijn gedeeld, is de werknemer uitgenodigd voor een gesprek waarna hij per direct is ontslagen. De kantonrechter is hierom van oordeel dat het ontslag onverwijld is gegeven.
Tijdens ziekte is er een opzegverbod van toepassing, op grond van artikel 7:670 lid 1 BW. Dit verbod komt echter te vervallen indien er sprake is van een dringende reden. De kantonrechter is van mening dat de constatering van de bedrijfsarts dusdanig weinig overeenkomt met de bevindingen van het beveiligingsbureau. Hierdoor acht de rechter het niet ongeloofwaardig dat de werknemer de gehele periode geen last heeft gehad van pijnklachten. Omdat het verschil tussen de bevindingen van de bedrijfsarts en die van het beveiligingsbureau dusdanig groot is, concludeert de kantonrechter dat de werknemer in zekere mate de bedrijfsarts en daarmee zijn werkgever heeft misleid over zijn arbeidsongeschiktheid. Dit kan gekwalificeerd worden als een dringende reden voor een ontslag op staande voet.
Conclusie
Het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen. Ook heeft de werknemer geen recht op een transitievergoeding.