ECLI:NL:RBDHA:2022:8522 (Heimelijk opnemen gesprekken (ernstig) verwijtbaar?)

Rechtbank Den Haag 1 augustus 2022, Voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster nam heimelijk gesprekken op
(ECLI:NL:RBDHA:2022:8522)

Essentie

Werkneemster is in 2018 op grond van een ambtelijke aanstelling voor twee jaar in dienst getreden bij de TU Delft. In dit besluit is opgenomen dat de aanstelling bij goed functioneren naar onbepaalde tijd omgezet zou worden. Omdat de TU Delft twijfelde over de werkneemster is de arbeidsovereenkomst met een jaar verlengd. De werkneemster is een procedure gestart waarin zij stelt dat de TU Delft haar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had moeten aanbieden. De kantonrechter heeft haar in die zaak ongelijk gegeven. De werkneemster heeft daartegen hoger beroep in gesteld.

In deze procedure verzoekt de TU Delft de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de werknemer op de kortst mogelijke termijn te ontbinden (e, g of i-grond), voor het geval dat op enig moment vast komt te staan dat er nog een arbeidsovereenkomst tussen beiden bestaat.

Rechtsregel

Het opnemen van een gesprek met de leidinggevende door een werknemer levert geen verwijtbaar handelen op. Het maken van (meerdere) heimelijke opnames in combinatie met het openbaren hiervan levert wel een redelijke grond voor ontbinding op (de e-grond: verwijtbaar handelen).

Inhoud uitspraak

De kantonrechter toetst allereerst aan de vereisten voor een ontbinding op de e-grond (verwijtbaar handelen of nalaten). Het begrip ‘verwijtbaar handelen’ wordt niet in de wet of in de parlementaire geschiedenis gedefinieerd. Wel is opgemerkt dat als het gedrag van een werknemer aanleiding vormt voor ontslag, het voor de werknemer van tevoren duidelijk moet zijn geweest wat wel of niet door de werkgever als toelaatbaar wordt gezien.

Volgends de TU Delft heeft de werkneemster ernstig verwijtbaar gehandeld doordat zij in strijd met de integriteit, heimelijk (tenminste acht) gesprekken heeft opgenomen en in de andere procedure correspondentie in het geding heeft gebracht die niet voor haar bedoeld was.

De kantonrechter overweegt dat de gespreksopnamen zijn gemaakt in een tijd waarin werkneemster met haar leidinggevende gesprekken had over haar functioneren tegen de achtergrond van de vraag of zij goed genoeg functioneerde om haar arbeidsovereenkomst om te zetten. Het is daarbij voor te stellen dat de werkneemster dit ‘spannend’ vond en zich wellicht in een wat ongemakkelijke positie bevond. Het enkel opnemen van gesprekken met het doel om zich naderhand beter op haar positie te kunnen beraden, is op zichzelf naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet verwijtbaar.

Wel verwijtbaar is het feit dat de werkneemster deze opnamen heimelijk (en wel acht keer) heeft gemaakt en vervolgens in de openbaarheid heeft gebracht. De gesprekken waren immers vertrouwelijk naar hun aard. De werkneemster heeft deze vertrouwelijkheid geschonden door de opnamen te openbaren. Zij heeft daarmee gehandeld in strijd met de verplichting om zich als goed werknemer te gedragen. Hetzelfde geldt voor het in het geding brengen van vertrouwelijke en niet aan haar gerichte correspondentie. Met dit gedrag is de redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gegeven. Anders dan de TU Delft heeft betoogd, is de kantonrechter niet van mening dat hier sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.

Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het verwijtbare handelen onmiskenbaar tot gevolg heeft gehad dat de arbeidsverhouding onherstelbaar en duurzaam verstoord is.

De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met inachtneming van het tijdstip waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd.

Omdat ook de TU Delft niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld bij het niet omzetten van het dienstverband naar onbepaalde tijd, wijst de kantonrechter het verzoek van de werkneemster om een billijke vergoeding af.