ECLI:NL:RBDHA:2022:3043 (Afsluiten van drinkwater bij minderjarige levert geen strijd op met IVRK en EVRM)

Rechtbank Den Haag, 6 april 2022, afsluiten drinkwater bij kinderen in geval van wanbetaling
(ECLI:NL:RBDHA:2022:3043) 

Essentie

De regels over de drinkwatervoorziening in Nederland en met name de afsluiting van drinkwater sluiten niet uit dat huishoudens met minderjarige kinderen worden afgesloten van drinkwater vanwege wanbetaling. Het gaat om de vraag of de Staat moet waarborgen dat minderjarige kinderen die toegang tot water houden, ook als hun ouders of verzorgers de rekeningen voor water (structureel) niet betalen en niet ingaan op (schuld)hulpverlening. En of de Staat en drinkwaterbedrijven in strijd handelen met de rechten van minderjarige kinderen zoals die zijn neergelegd in het IVRK en het EVRM als (met inachtneming van de Afsluitregeling) huishoudens met minderjarige kinderen worden afgesloten van drinkwater bij wanbetaling.

Rechtsregel

In Nederland wordt drinkwater geleverd op basis van een contract met een drinkwaterbedrijf en daar moet voor worden betaald. Als er niet betaald wordt, geldt de ministeriële regeling Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater. Die regeling zorgt ervoor dat huishoudens die de rekening niet betalen pas na een aantal aanmaningen en onder verstrekking van hun gegevens aan schuldhulpverlenende instanties door het drinkwaterbedrijf mogen worden afgesloten van het water, waarbij een noodvoorziening aan drinkwater voor een paar dagen wordt verstrekt. Daarmee wordt ook de kans geboden om tot een regeling met het drinkwaterbedrijf te komen zodat de toegang tot water wordt voortgezet. Volgens eisers zouden huishoudens met minderjarige kinderen bij wanbetaling nooit van het drinkwater mogen worden afgesloten.

De primaire verantwoordelijkheid voor het welzijn van kinderen ligt bij de ouders/verzorgers. Het is dan ook in de eerste plaats aan hen om een regeling te treffen als zij de rekening niet kunnen betalen, zodat de toegang tot drinkwater wordt voortgezet of hersteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat het IVRK een kind geen onvoorwaardelijk recht op toegang tot drinkwater geeft. Ook het EVRM geeft dat niet. Met de huidige Drinkwaterwet en daarop gebaseerde regelingen is er volgens de rechtbank ook geen sprake van een situatie in strijd met de mensenrechten als het water wordt afgesloten vanwege wanbetaling.

Inhoud uitspraak

Defence for Children en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) stellen zich op het standpunt dat afsluiting van drinkwater ten aanzien van kinderen in strijd is met het IVRK en het EVRM. Daarom zou in de Afsluitregeling, regelgeving die gebaseerd is op de Drinkwaterwet, moeten worden neergelegd dat gezinnen met minderjarige kinderen niet van drinkwater afgesloten mogen worden. De minister heeft de Afsluitregeling niet in die zin aangepast en ook een toelichting gegeven waarom. Zo hebben drinkwaterbedrijven de verplichting om het afsluiten van een kleinverbruiker, waaronder ook gezinnen met minderjarige kinderen, zoveel mogelijk te voorkomen. Bovendien is expliciet gebleken dat de toegang van drinkwater een mensenrecht is, maar dit niet betekent dat het gratis moet zijn. De alternatieven die worden aangedragen, zoals het aanmerken van kinderen als kwetsbare consumenten of het oprichten van een drinkwaterfonds, zijn veelal dermate ingrijpend dat de financiële houdbaarheid van de drinkwatervoorziening niet meer is geborgd.

Volgens Defence for Children en het NJCM hebben kinderen op grond van artikel 24 IVRK een onvoorwaardelijk en zelfstandig recht op water en verplicht dit artikel de Staat en de drinkwaterbedrijven om te zorgen voor toegang tot drinkwater voor minderjarigen. Door huishoudens met minderjarige kinderen van drinkwater af te sluiten wordt die kinderen de toegang tot drinkwater ontzegd en dat is een ontoelaatbare stap terug waarbij bovendien onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen met ouders die betalen en kinderen met ouders die niet betalen. Dat is in strijd met de artikelen 2 en 4 IVRK. De Staat en de drinkwaterbedrijven voerden daarop kort samengevat het verweer dat de artikelen van het IVRK waar Defence for Children en het NJCM zich op beroepen geen rechtstreekse werking hebben en niet leiden tot een onvoorwaardelijk recht op toegang tot (gratis) drinkwater voor kinderen. Tevens voerden Defence for Children en het NJCM aan dat het verbod op een onmenselijke behandeling, dat uit artikel 3 EVRM voortvloeit, meebrengt dat kinderen niet van water mogen worden afgesloten. Zij benadrukken dat kinderen voor de toegang tot water volledig afhankelijk zijn van anderen en dat beperking van hun toegang tot water grote nadelige gevolgen heeft voor hun gezondheid en ontwikkeling.

De rechtbank overweegt naar aanleiding van de vorderingen van Defence for Children en het NJCM allereerst het volgende. De Afsluitregeling beperkt de mogelijkheden van drinkwaterbedrijven om huishoudens van drinkwater af te sluiten vanwege wanbetaling. Drinkwater wordt geleverd op basis van een overeenkomst waarbij drinkwaterbedrijven zich verplichten om water aan kleinverbruikers te leveren tegen betaling. Zonder een dergelijke regeling zouden de drinkwaterbedrijven de levering van water kunnen opschorten zodra de kleinverbruiker in verzuim is met de betaling. De Afsluitregeling stelt nadere voorwaarden, om dergelijke opschortingen te voorkomen. Dat die regeling in de ogen van Defence for Children en het NJCM niet ver genoeg gaat omdat daarin niet is geregeld dat huishoudens met minderjarige kinderen niet worden afgesloten van drinkwater, leidt naar het oordeel van de rechtbank ook als zij daarin gelijk zouden hebben, niet tot de conclusie dat de Afsluitregeling onverbindend is wegens strijd met de verdragsrechten. In een concreet geval, waar alle omstandigheden worden meegewogen en de situatie van een bepaald kind in ogenschouw wordt genomen, kan dat anders liggen, maar in deze zaak gaat het niet om concrete gevallen.