ECLI:NL:RBDHA:2021:198 (Gevolgen van de WHOA)

Rb. Den Haag, 15 januari 2021, Gevolgen van de WHOA
(ECLI:NL:RBDHA:2021:198)

Door Sebastian Cornielje

Essentie

Per 1 januari is de WHOA – Wet Homologatie Onderhands Akkoord – ingegaan. Hiermee kan de rechter een akkoord met een schuldenaar, veelal een onderneming met een hoge schuldenlast die echter wel in staat is een fatsoenlijke geldstroom binnen de onderneming te realiseren, homologeren, ofwel bekrachtigen. Voor de WHOA stond enkel surseance van betalen en het faillissement open indien een onderneming in problemen raakte met schuldeisers. Door de nieuwe wet kan een gezonde onderneming met minder ernstige gevolgen een succesvolle herstructurering bewerkstelligen.

Rechtsvraag

Aangezien dit de eerste zaak is die betrekking heeft op de nieuwe WHOA-wetgeving, is het de vraag in hoeverre deze wet een functioneel alternatief biedt tegenover surseance van betaling en faillissement. Uit het arrest blijkt dat door de ingrijpende middelen zoals de afkoelingsperiode en de opheffing van de beslagen de WHOA een degelijk middel is om een succesvolle herstructurering te verwezenlijken, zonder dat de risico’s van een faillissement te pas komen. Er zijn ook vele andere maatregelen die de rechter kan nemen die niet aan de orde zijn gekomen binnen het arrest, waaronder het wijzigen of beĆ«indigen van overeenkomsten tussen partijen.

Inhoud

Al op de dag dat de WHOA in werking trad zijn ondernemers naar de rechtbank gegaan om een verzoek in te dienen, waarbij het eerst gewezen vonnis positief is voor de werking van de nieuwe wet. De onderneming had een totaal van 200.000 euro aan preferente en concurrente schulden, waarbij de ondernemer n.a.v. enkele beslagen van diens activa door een van de schuldeisers het vermoeden had dat een verzoek om faillissement er aan zat te komen. Door het verzochte akkoord zouden de schuldeisers 50.000 euro uitbetaald krijgen, mede doordat er een financier bereid was een aanzienlijk percentage van de schulden te betalen.
De rechter heeft tevens het verzoek tot een afkoelingsperiode van twee maanden toegewezen, waarin eveneens het beslag op de activa opgeheven zou worden. Door de voornoemde regeling heeft de onderneming zijn activiteiten zo efficiƫnt mogelijk kunnen voortzetten, hetgeen ook in het voordeel van de schuldeisers is aangezien bij een faillissement de waarden van de onderneming aanzienlijk minder zou zijn geweest.