ECLI:NL:RBDHA:2020:1396 (Aansprakelijkheid bij val in KFC)

Rb. Den Haag,  18 februari 2020,  aansprakelijkheid bij val in KFC
(ECLI:NL:RBDHA:2020:1396)

Door Gracièla van Duinkerken

Essentie

In deze zaak moest de rechter aan de hand van de Kelderluik-criteria vaststellen of KFC aansprakelijk is voor het letsel dat een vrouw heeft opgelopen in de winkel toen zij ten val kwam van een trapafstapje. Hierbij rijst de vraag of het  verhoogd plateau met trapafstapje  aangemerkt kan worden als een opstal dat gebrekkig is.

Rechtsregel

De rechtbank overweegt dat volgens de rechtspraak  van de Hoge Raad het bij de vraag of de opstal gebrekkig is, aankomt op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. De rechtsregel waar in deze uitspraak aan gerefereerd wordt door de rechtbank is afkomstig uit het Kelderluik-arrest met de zogenoemde “Kelderluik-criteria”.

Inhoud

In deze zaak is een vrouw (verzoekster) in een gebouw van KFC ten val gekomen toen zij van een verhoogd plateau met trapafstapje wilde stappen. Hierbij heeft zij ernstig beenletsel – een meervoudige beenbreuk – opgelopen waaraan zij blijvende pijnklachten heeft overgehouden. Verzoekster stelt  KFC  aansprakelijk voor de schade die zij ten gevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. Verzoekster baseert de aansprakelijkheid in de eerste plaats op artikel 6:174 BW in verbinding met artikel 6:181 (als bedrijfsmatige gebruiker van de opstal) en daarnaast op artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Verzoekster voert daartoe in de eerste plaats aan dat de afmetingen van de trede van het trapafstapje niet voldeden aan de vereisten. Daarnaast heeft verzoekster gesteld dat het plateau met trapafstapje gebrekkig was vanwege het ontbreken van veiligheidsmarkeringen en een trapleuning.

De rechtbank verwerpt de stelling dat de afmetingen van de trede van het trapafstapje. De tredebreedte was 23 centimeter, waardoor het trapafstapje voldeed aan de eisen die men daaraan vanuit het oogpunt van veiligheid mag stellen. De vraag die vervolgens rijst is of er sprake is van een gebrekkig opstal en de rechtbank refereert daarbij aan de zojuist genoemde rechtsregel met bijbehorende criteria.  De rechtbank verwerpt vervolgens de stelling dat vanwege het ontbreken van veiligheidsmarkeringen en een trapleuning, het plateau met trapafstapje gebrekkig was. 

Ten eerste geldt dat voor het aanbrengen van veiligheidsmarkeringen en een trapleuning volgens het bouwbesluit in deze situatie geen vereiste was. Een leuning zou pas vereist zijn indien een trap een hoogte overbrugd van meer dan één meter.  Daarnaast is gesteld noch gebleken dat er eerder en/of vaker gebruikers van de trap ter hoogte van het trapafstapje ten val zijn gekomen. Dit gegeven afgezet tegen het veelvuldige gebruik van het trapafstapje door bezoekers van de KFC,  rechtvaardigt volgens de rechtbank de conclusie dat de kans klein is dat een afdaling van het trapafstapje tot een valpartij zou leiden. Bovendien ligt het volgens de rechtbank in de lijn der verwachting dat de gevolgen die uit een eventuele val zouden kunnen ontstaan waarschijnlijk tot “klein leed” beperkt zou blijven, gezien de geringe hoogte van het trapafstapje. Dat de schade bij verzoekster ernstiger is maakt niet dat KFC verplicht was om extra veiligheidsmaatregelen te treffen.
Volgens de rechtbank  leidt dit alles tot de conclusie dat van een gebrekkig trapafstapje of van een onrechtmatige gevaarzetting geen sprake was. KFC kan daarom niet aansprakelijk worden gehouden voor (de gevolgen van) het ongeval van de vrouw . De verzoeken van de vrouw  zijn door de rechtbank afgewezen.