ECLI:NL:RBDHA:2019:12138 (Burengeschil)

Rechtbank Den Haag, 12 november 2019, Burengeschil
(ECLI:NL:RBDHA:2019:12138)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Geschil tussen buren over een pergola, heesterborder, berk en drie fruitbomen. Op verzoek van partijen worden snoeiregels vastgesteld waar de partijen zich aan moeten houden. Indien dit niet het geval is wordt een dwangsom opgelegd.

Rechtsregel

Met betrekking tot de pergola geldt dat de rechter uitsluitend kan beoordelen of de pergola onrechtmatige hinder veroorzaakt. De rechter is wel van oordeel dat de pergola geen onrechtmatige hinder oplevert in de zin van art. 5:37 BW. Voor de heesterborder is 5:42 BW van belang. Dit artikel geeft regels voor beplanting bij de erfgrenslijn. Omdat het meerdere keren is voorgekomen dat medeverzoeker de heesters van verzoeker heeft gesnoeid en verzoeker de berk van medeverzoeker, wordt door middel van een dwangsom verboden elkaars bomen en struiken te snoeien, voor zover deze zich aan de andere kant van de erfgrens bevinden. Overhangende beplanting mag op grond van artikel 5:44 BW worden weggesneden.

Inhoud

In de voortuin van verzoeker staat een pergola met een hoogte van ong. 2,5 meter hoogte. De dwarsliggers van de pergola steken een klein stukje uit over de erfgrens met medeverzoeker. De pergola is vanuit de woning van medeverzoeker zichtbaar, maar is niet van zodanige omvang dat daarmee onrechtmatig zicht en licht wordt weggenomen, ook omdat in de directe omgeving en ook in de straat veel bomen staan en van vrij zicht geen sprake is. De rechter ziet geen aanleiding om verzoeker te verplichten de pergola te verwijderen. De dwarsbalken van der pergola moeten echter wel worden verwijderd door verzoeker.

In de achtertuin van verzoeker staat tot aan de erfgrens een heesterborder, waarvan de takken tot een hoogte van 6 meter reiken. De rechter is van oordeel dat de hoogte van de heesterborder, 6 meter, onrechtmatige hinder oplevert, nu daardoor veel licht en zicht wordt weggenomen in de tuin van medeverzoeker. De heesterborder zal moeten worden gesnoeid tot een maximale hoogte die gelijk is aan de dakrand van het platte dak van de schuur van verzoeker.

In de achtertuin van medeverzoeker staat een kleine berk op een afstand van 1,20 meter van de erfgrens. De berk staat op meer dan 0,5 meter afstand van de erfgrens. Op dezelfde hoogte in de tuin van verzoeker staat een boom van vergelijkbare hoogte. Beide bomen staan aan de achterkant van de meer dan 30 meter diepe tuin. Onder deze omstandigheden mag de berk blijven staan en is het verzoeker niet toegestaan de berk te snoeien, tenzij de takken van de berk over de erfgrens hangen en dan mag verzoeker terugsnoeien tot aan de erfgrens en niet verder.

Ook heeft medeverzoeker een drietal fruitboompjes geplant op een afstand van minder dan 50 centimeter van de erfgrens. De fruitboompjes zijn kleiner dan twee meter. De drie kleine fruitbomen in de achtertuin van medeverzoeker zijn binnen een afstand van minder dan 50 centimeter van de erfgrens geplant. Op grond van artikel 5:42 lid 3 BW kan verzoeker zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven. Om die reden geldt voor deze bomen dat medeverzoeker er voor moet zorgen dat deze bomen niet hoger worden dan de in artikel 5:49 lid 1 BW genoemde hoogte van twee meter, die geldt voor een scheidsmuur op de erfafscheiding.