Beëindiging contract vanwege zwangerschap, 21 maart 2018
(ECLI:NL:RBDHA:2018:3423)
Door Lisanne Roestenberg
Essentie
Arbeidsovereenkomst beëindigd vanwege zwangerschap. Mededeling door leidinggevende heeft de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Verzoekster heeft recht op een billijke vergoeding.
Rechtsregel
De heer L. is vertegenwoordigingsbevoegd voor het bedrijf. De heer S., een andere leidinggevende en lid van de directie, heeft verzoekster een bericht gestuurd over het voortijdig beëindigen van haar tijdelijke contract, in overleg met de heer L., in verband met haar zwangerschap. Het bedrijf heeft onvoldoende gemotiveerd dat de heer S. dit bericht niet onder de verantwoordelijkheid van de heer L. heeft gestuurd. Daardoor is de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid gewekt en mocht verzoekster er gerechtvaardigd op vertrouwen dat het bericht namens het bedrijf is verzonden.
Het bedrijf handelt ernstig verwijtbaar, omdat de beëindiging van het contract in ieder geval ook (naast misschien andere redenen) veroorzaakt is door de zwangerschap van verzoekster. Als gevolg hiervan kent de kantonrechter een billijke vergoeding toe aan verzoekster, omdat het recht op gelijke behandeling een elementair grondrecht is. Een werkgever mag geen onderscheid maken op grond van een zwangerschap. Gelet op het belang van bestrijding van discriminatie moet de vergoeding een afschrikwekkende werking hebben, maar de vergoeding mag niet hoger zijn dan de schade die is geleden door verzoekster. Er is geen concreet voornemen geuit om het tijdelijke contract van verzoekster te verlengen en verzoekster heeft haar geclaimde immateriële schade niet onderbouwd, waardoor er op die gronden geen aanleiding bestaat om de billijke vergoeding vast te stellen. Vanwege de ernst van de verweten gedraging en het door verzoekster misgelopen salaris tot het einde van haar tijdelijke contract wordt de vergoeding vastgesteld op € 3.000,-.
Inhoud arrest
Verzoekster gaat in 2017 werken voor een dochterbedrijf van Lammertink Beheer B.V. (hierna: Lammertink). Zij krijgt een contract voor zes maanden.
Op 22 juli 2017 krijgt verzoekster een WhatsApp bericht van de heer S., inhoudende dat haar contract voortijdig wordt beëindigd vanwege haar zwangerschap. Dit omdat zij dan 17 weken niet zou komen werken, wat het bedrijf niet voor haar rekening kan nemen.
Op 26 juli 2017 krijgt verzoekster een brief van de heer L., waarin staat dat de heer S. niet bevoegd was om dit tegen haar te zeggen. Hij vindt het niet gepast dat als reden de zwangerschap is genoemd en stelt dat het hiermee niets te maken heeft. De reden voor het beëindigen van haar contract is terugloop van de werkzaamheden.
Bij brief van 25 september 2017 vraagt de gemachtigde van verzoekster duidelijkheid over de reden van het beëindigen van het contract. Nadat Lammertink hierop heeft gereageerd, verzoekt de gemachtigde om een billijke vergoeding. Bij brief van 19 oktober 2017 wijst Lammertink dit verzoek af. Na dreiging met een verzoekschriftprocedure door verzoekster reageert Lammertink nogmaals afwijzend.
Verzoekster verzoekt de kantonrechter om Lammertink, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673, negende lid, van het BW van € 10.410,44 bruto, althans een in goede justitie vast stellen vergoeding, tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag, de buitengerechtelijke incassokosten, de kosten van het geding en de nakosten. Subsidiair verzoekt verzoekster om een billijke vergoeding van € 6.814,01 bruto en de hiervoor genoemde kosten. Verzoekster stelt dat haar contract is beëindigd door ernstig verwijtbaar handelen door Lammertink, namelijk het maken van een verboden onderscheid (artikel 7:646, eerste lid, jo, vijfde lid, sub b BW en artikel 1 jo. artikel 5, eerste lid, sub c en h van de Algemene Wet Gelijke Behandeling).
Lammertink dient een verweerschrift in. De heer S. was niet bevoegd om Lammertink te vertegenwoordigen, waardoor zijn opmerking niet als een verklaring van Lammertink kan worden gezien. De reden voor de beëindiging was een bedrijfseconomische reden, niet de zwangerschap. Een billijke vergoeding kan, gelet op de korte duur van het dienstverband en de korte duur waarmee het kon worden verlengd, bovendien maximaal € 1.637,80 zijn.
De kantonrechter veroordeelt Lammertink om aan verzoekster € 3.000,- bruto, de wettelijke rente over dit bedrag, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nasalaris te betalen.