ECLI:NL:RBAMS:2021:6762 (dochteronderneming moet vertegenwoordigd worden in gemeenschappelijke OR)

Rechtbank Amsterdam 24 november 2021, dochteronderneming moet vertegenwoordigd worden in gemeenschappelijke OR
ECLI:NL:RBAMS:2021:6762

Essentie

In de uitspraak staat het verzoek van de OR – die na indiening van het verzoek is opgehouden te bestaan vanwege het getalscriterium – van een onderneming die tot een groep behoort om toe te treden tot de groepsondernemingsraad centraal.

Rechtsregel

Voor de beantwoording van de vraag of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR als ook voor Veon Wholesale Services B.V. (hierna: VWS en dochteronderneming van Veon) de gemeenschappelijke ondernemingsraad (hierna: GMOR) wordt ingesteld, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval en met name de samenhang. Hoe groter de samenhang tussen de ondernemingen, hoe meer het is gerechtvaardigd om VWS toe te laten tot de GMOR. In dit verband is voorts van belang of VWS en de tot de GMOR behorende ondernemingen een gemeenschappelijk of onderling afgestemd financieel, strategisch en sociaal beleid voeren. Een belangrijke aanwijzing daarvoor is dat de juridische of feitelijke zeggenschap over de tot de GMOR behorende ondernemingen en VWS in dezelfde handen is. Daarnaast is ook van belang of de medewerkers binnen de onderneming door ook voor die onderneming deelname aan de GMOR open te stellen, medezeggenschapsrechten krijgen.

Het feit dat in het verleden een separate ondernemingsraad is ingesteld, wil op zichzelf niet zeggen dat er op dit moment sprake is van (on)voldoende samenhang tussen dochterondernemingen i.d.z.v. artikel 3 WOR. Evenmin is daaruit op zichzelf af te leiden of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR als ook voor een dochteronderneming de GMOR wordt ingesteld.

Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van zodanige samenhang tussen de Headquarter Entiteiten (hierna: HQ-entiteiten) en VWS, dat het voor een goede toepassing van de WOR is aangewezen dat VWS toetreedt tot de GMOR. Dit geldt temeer omdat de medezeggenschapsrechten van de medewerkers van VWS daardoor beter zijn gewaarborgd dan zij nu zijn. Doorslaggevende punten bij de toewijzing van het verzoek zijn: de HQ-entiteiten ondersteunend zijn aan het primaire proces, VWS is gevestigd in hetzelfde gebouw als de HQ-entiteiten en de medewerkers zitten bij elkaar op de afdeling, de dagelijkse leiding voor alle ondernemingen die in de procedure zijn betrokken plaatsvindt vanuit één centraal punt (namelijk VEON HQ), de VWS bestuurder enige tijd de positie van Group CFO binnen de VEON-Group heeft overgenomen en financiële beslissingen (in ieder geval deels) op groepsniveau worden genomen.

Inhoud

VWS is samen met HQ-entiteiten onderdeel van de VEON-groep, een wereldwijd opererende leverancier van telecommunicatiediensten waarvan het hoofdkantoor in Amsterdam is gevestigd. VWS is de centrale inkooporganisatie binnen de VEON-groep en houdt zich bezig met de uitvoering van de inkoop van internationale telecommunicatiediensten. In juli 2018 is er bij VWS een OR ingesteld (er waren toen 63 werknemers) waarna de medezeggenschapsstructuur binnen de VEON-Group vervolgens bestond uit twee organen: GMOR op het niveau van HQ-entiteiten en de OR van VWS. Eind 2019 heeft zich een reorganisatie voorgedaan, waardoor verschillende activiteiten van HQ-entiteiten binnen VWS zijn gedecentraliseerd met als gevolg een afname van het aantal medewerkers binnen VWS tot 12. De zittingsperiode van de OR liep tot 12 juli 2021 en is van rechtswege opgehouden te bestaan vanwege het aantal personen dat binnen VWS werkzaam was. Vervolgens heeft de OR in een bijeenkomst op 27 mei 2021 en op 28 mei 2021 per brief om vertegenwoordiging van VWS tot de GMOR verzocht na overlegd te hebben met de GMOR. VWS heeft dit standpunt van de OR van de hand gewezen, waarna de OR van VWS de rechtbank verzoekt voor recht te verklaren dat de instelling van een GMOR als bedoeld in artikel 3 lid 2 WOR waarin VWS vertegenwoordigd is het meest bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Ook wordt verzocht dat de ondernemer in werk moet stellen dat dat VWS kan toetreden tot de GMOR (ex artikelen 2 en 3 lid 2 WOR).