ECLI:NL:RBAMS:2021:5009 (Annuleringskosten voor consument zijn onredelijk bezwarend)

Rechtbank Amsterdam, 30 september 2021, Annuleringskosten voor consument zijn onredelijk bezwarend
(ECLI:NL:RBAMS:2021:5009)

Door Nisrine Boukrit

Essentie

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat het annuleringsbeding, waarbij een bijdrage van 30% van de koopsom wordt geëist, in de overeenkomst tussen Keukenconcurrent en de consument onredelijk bezwarend is.

Rechtsregel

Wanneer een beding binnen de werkingssfeer valt van Richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, dient de nationale rechter ambtshalve te toetsen of het beding oneerlijk is. Hierbij dient de rechter ermee rekening te houden dat de richtlijn niet rechtstreeks van toepassing is, maar het Nederlandse recht wel richtlijnconform dient te worden uitgelegd. Dit brengt mee dat hiernaar op grond van artikel 6:233 BW ambtshalve onderzoek moet worden gedaan. Wanneer vaststaat dat een beding oneerlijk is, is de rechter gehouden het beding ambtshalve te vernietigen.

Daarnaast kan er geen aanspraak meer worden gemaakt op een bepaling van aanvullend nationaal recht wanneer een beding als oneerlijk wordt aangemerkt. De nationale rechter heeft namelijk de verplichting om doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te sanctioneren bij inbreuken op Europeesrechtelijke wet- en regelgeving strekkende tot bescherming van de consument. 

Inhoud vonnis

In deze zaak heeft gedaagde met een filiaal van Keukenconcurrent een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een keuken voor een koopprijs van € 5.000,- inclusief BTW. Gedaagde is, ondanks diverse pogingen van Keukenconcurrent om in contact te komen, niet meer verschenen op een afspraak in de showroom om tot een definitieve afstemming te komen en een aanbetaling te doen. Op 24 september 2019 heeft gedaagde telefonisch laten weten dat zij de keuken door privé omstandigheden niet kon betalen, waarna Keukenconcurrent haar tijd heeft gegeven om een nieuwe leverweek aan te wijzen. Op 19 augustus 2020 heeft Keukenconcurrent een annuleringsprocedure opgestart en heeft zij bij factuur van dezelfde datum aan gedaagde € 1.500,- aan annuleringskosten in rekening gebracht, welke maar liefst 30% van de koopsom inhouden.  Hierbij beroept Keukenconcurrent zich op de tussen partijen geldende algemene voorwaarden.

Gedaagde is naast de annuleringskosten ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd, aldus Keukenconcurrent. Volgens Keukenconcurrent is het annuleringsbeding op grond waarvan gedaagde 30% annuleringskosten is verschuldigd, geen oneerlijk beding. De mogelijkheid om na het aangaan een koopovereenkomst tegen een dergelijke vergoeding alsnog op te zeggen, is te beschouwen als een vorm van dienstverlening nu de wet deze mogelijkheid niet biedt en uitgaat van volledige nakoming, stelt Keukenconcurrent.

De annulering van de keuken zou het gevolg zijn van de kosten naar aanleiding van het overlijden van de moeder van gedaagde, omdat zij geen uitvaartverzekering had. Gedaagde stelt dat Keukenconcurrent haar heeft toegezegd dat het geen probleem zou zijn dat zij op dat moment de keuken niet zou kunnen kopen, zolang zij voornoemde nog wel binnen vijf jaar zou doen. Daarnaast is gedaagde momenteel werkloos en bezit zij de middelen niet om de keuken alsnog af te nemen.

De rechter oordeelt dat de nationale rechter ambtshalve dient te toetsen of een beding oneerlijk is wanneer het binnen de werkingssfeer valt van Richtlijn 93/13 EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Hierbij dient de rechter ermee rekening te houden dat de richtlijn niet rechtstreeks van toepassing is, maar het Nederlandse recht wel richtlijnconform dient te worden uitgelegd. Dit brengt mee dat hiernaar op grond van art. 6:233 BW ambtshalve onderzoek moet worden gedaan. Wanneer vaststaat dat een beding oneerlijk is, is de rechter gehouden het beding ambtshalve te vernietigen.

Het annuleringsbeding is een beding als bedoeld in artikel 6:237 onder i BW en wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn, behoudens voor zover het een redelijke vergoeding inhoudt voor het door Keukenconcurrent geleden verlies of gederfde winst, hierna te noemen haar schade vanwege het niet nakomen van de koopovereenkomst door gedaagde. Aan de eis dat Keukenconcurrent dient te stellen en onderbouwen dat de bedongen vergoeding in dit specifieke geval en in alle omstandigheden in redelijke verhouding staat tot de werkelijk geleden schade, is niet voldaan.

Keukenconcurrent heeft namelijk uitsluitend verwezen naar rapporten en onderzoeken van algemene en verouderde aard, waarbij zij niet ingaat op de specifieke situatie van partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten. Daarnaast maakt zij niet inzichtelijk welke schade Keukenconcurrent zelf door deze annulering lijdt, terwijl het annuleringsbeding uitgaat van een zeer hoog percentage van de aankoopsom als vergoeding. Bovendien is de keuken nimmer in bestelling gegaan. Er zijn dus niet veel gebruikelijke kosten gemaakt. Verder dient er bij de berekening van de vergoeding rekening gehouden te worden met het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument.

Als gevolg van het voorgaande oordeelt de rechter dat Keukenconcurrent onvoldoende heeft onderbouwd dat een annuleringsbijdrage van 30% een redelijke vergoeding is voor de geleden schade en heeft zij het vermoeden van artikel 6:237 onder i BW niet weerlegd. Desbetreffend beding kan dus als onredelijk bezwarend worden aangemerkt als bedoeld in artikel 6:233 BW en ambtshalve worden vernietigd. De rechter wijst de primaire vordering dan ook af.

Tot slot wijst de rechter ook de subsidiaire vordering af. Ten eerste heeft Keukenconcurrent de overeenkomst geannuleerd, hetgeen zij ook aan gedaagde heeft bericht. Ten tweede volgt uit de jurisprudentie dat wanneer een beding als oneerlijk wordt aangemerkt en buiten toepassing wordt gelaten, niet alsnog aanspraak gemaakt kan worden op een bepaling van aanvullend nationaal recht. Dit zou er namelijk voor kunnen zorgen dat toewijzing op grond van de wet afbreuk doet aan de verplichting van de nationale rechter om doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te sanctioneren bij inbreuken op Europeesrechtelijke wet- en regelgeving strekkende tot bescherming van de consument.