ECLI:NL:RBAMS:2018:3752 (gebrekkige opstal, kelderluiksituatie)

Rb. Amsterdam, 31 mei 2018, Gebrekkige opstal, Kelderluiksituatie
(ECLI:NL:RBAMS:2018:3752)

Door Jay Irfan

Essentie

Deze zaak gaat over een 16-jarig meisje dat gewond is geraakt door gevaarzetting. Zij zat op een muurtje van een trapgat van ongeveer 4 meter, viel naar beneden en liep ernstig letsel op. Zij stelde daarop de verzekeringsmaatschappij van de discotheek die was gevestigd in het pand waar het trapgat aan toebehoorde, aansprakelijk.

Rechtsregel

De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van een gebrekkige opstal (art. 6:174 BW). De rechtbank overwoog dat de stevige constructie van de opstal niet meteen betekent dat de opstal ook deugdelijk is. De rechtbank beantwoordde deze vraag aan de hand van het Wilnis-arrest. Bij de beantwoording van de vraag of een opstal voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen, komt het aan op de vraag of deze, gelet op het gebruik of bestemming daarvan, met het oog op het voorkomen van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Verder is van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze maatstaven vloeien voort uit het Kelderluikarrest.

Inhoud vonnis

Verzoekster gaat in 2012 naar discotheek Quantrebas. Ze komt er niet in en dus gaat ze naar het trapgat om de hoek. Dit trapgat geeft toegang tot de nooduitgang van de discotheek. Het trapgat is ongeveer 4 meter diep en is aan beide kanten voorzien van een stenen muurtje.

Verzoekster gaat op het linker muurtje zitten en valt in het trapgat. Ze valt heel vervelend neer en breekt onder meer zes ribben, scheurt een enkelband en verrekt haar kniebanden. Hierop stelt verzoekster de discotheek aansprakelijk. Helaas was de discotheek inmiddels failliet, waarop de curator zei dat Delta Lloyd de aansprakelijkheidsverzekeraar is. Delta Lloyd wees de aansprakelijkheid echter van de hand.

Eenmaal voor de rechter werden de volgende feiten vastgesteld. Het trapgat bevindt zich op het terrein van de discotheek. In de discotheek wordt alcohol geschonken en de bezoekers kunnen dan ook onder invloed verkeren. De muurtjes van het trapgat zijn ongeveer een meter hoog. Andere feiten kunnen niet worden vastgesteld. Partijen verschillen bijvoorbeeld van mening over de vraag of de ruimte goed was verlicht.

De rechtbank overweegt dat het gaat om een opstal waarvan een hoog veiligheidsniveau mag worden verwacht. De discotheek heeft het trapgat afgeschermd door twee muurtjes te plaatsen. Is dit dan voldoende? De rechtbank concludeert dat de muurtjes voorkomen dat een niet heel oplettend persoon het trapgat inloopt. Van een situatie dat iemand door onoplettendheid over het muurtje struikelt en in het trapgat valt, is geen sprake. Dit is ook niet wat verzoekster is overkomen. Ze heeft het muurtje wel gezien en is er zelfs op gaan zitten. Het muurtje heeft een afscheidende functie en tegelijkertijd een waarschuwend effect. Ook iemand die niet goed oplet zal begrijpen dat met het muurtje iets wordt afgescheiden. Al met al kan niet worden geconcludeerd dat de discotheek een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen en er is ook geen sprake van een gebrekkige opstal.

Verzoekster heeft tot slot nog aangevoerd dat de discotheek een bijzondere zorgplicht heeft; het gaat immers om een uitgaansgelegenheid in een landelijk gebied. Omdat haar de toegang werd geweigerd, was zij genoodzaakt om te blijven rondhangen op het terrein in afwachting van een rit naar huis. Op het terrein ontbraken bankjes of andere zitplaatsen, dus was verzoeker genoodzaakt om op het muurtje te gaan zitten en zo heeft het ongeluk kunnen plaatsvinden. De rechtbank veegt dit van tafel en overweegt dat verzoekster niet heeft gemotiveerd waaruit deze zorgplicht zou moeten blijken.

De rechtbank veroordeelt Delta Lloyd om het bedrag van € 4.286,78 aan letselschade uit te keren aan verzoekster.