ECLI:NL:PHR:2001:AB1338 (Oerlemans/Driessen)

Hoge Raad, 27 april 2001, Oerlemans/Driessen
(ECLI:NL:PHR:2001:AB1338)

Door Esmee Kuipers

Essentie

Non-conformiteit van industrieel vervaardigde zaken zijn voor risico van de verkoper. Ook dit is toerekenbaar.

Rechtsregel

De verkeersopvattingen brengen mee dat een gebrek van een verkocht product in beginsel voor rekening van de verkoper komt, ondanks dat deze het product zelf niet heeft geproduceert, het gebrek geheel buiten zijn toedoen is ontstaan en dit gebrek kende noch behoorde te kennen. Dit zal slechts anders kunnen zijn in geval van bijzondere omstandigheden, maar het bestaan van dergelijke omstandigheden wordt niet snel aangenomen.

Inhoud

Driessen exploiteert een rozenkwekerij en gebruikt mest dat wordt verkocht door Oerlemans. Op zeker moment ontstaat schade aan de rozen nadat koper een vat in gebruik had genomen. Driessen heeft Oerlemans voor zijn schade aansprakelijk gesteld. Het Hof heeft de vordering toegewezen. Daartoe heeft het overwogen dat voor industrieel vervaardigde zaken geldt dat naar verkeersopvattingen gebreken daaraan voor risico van de verkoper komen, ook als hij die gebreken niet kende noch behoorde te kennen.

Bij de beoordeling van de vraag of Oerlemans gehouden is de door Driessen geleden schade te vergoeden geldt als uitgangspunt dat de mest door de verontreiniging niet aan de overeenkomst beantwoordde. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, die op grond van art. 6:74 BW schadevergoeding verplicht, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Nu in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat Oerlemans de mest niet zelf heeft geproduceerd, dat het gaat om een gebrek dat geheel buiten haar toedoen is ontstaan en dat zij kende noch behoorde te kennen, zodat de tekortkoming niet aan haar schuld is te wijten, terwijl de tekortkoming evenmin krachtens de wet of een rechtshandeling voor haar rekening komt, moet, zoals het Hof met juistheid heeft overwogen, de vraag of dit aan Oerlemans moet worden toegerekend, worden beantwoord aan de hand van de in het verkeer geldende opvattingen op grond van art. 6:75 BW.

De verkeersopvattingen brengen mee dat in een geval als onderhavige een tekortkoming bestaande in een gebrek van een verkocht product in beginsel voor rekening van Oerlemans komt, ook als deze het gebrek kende noch behoorde te kennen. Dit zal slechts anders kunnen zijn in geval van, door de verkoper zo nodig te bewijzen, bijzondere omstandigheden. Het bestaan van bijzondere omstandigheden, waarop in het onderhavige geval overigens geen beroep is gedaan, zal niet snel mogen worden aangenomen.

Dit vindt steun in het voor consumentenkoop geldende art. 7:24 BW. Voor zover het middel klaagt dat de regel een feitelijke risicoaansprakelijkheid voor de leverancier van ‘industrieel vervaardigde zaken’ introduceert, miskent het dat volgens het uitgangspunt van art. 6:74 deze leverancier aansprakelijk is, tenzij de tekortkoming hem op de voet van art. 6:75 BW, onder meer krachtens in het verkeer geldende opvattingen, niet kan worden toegerekend.