ECLI:NL:PHR:1980:AC6914 (Guliker/AGO I)

HR 30 mei 1980, bewijs dekking en polis
(ECLI:NL:PHR:1980:AC6914)

 Essentie

In dit arrest ging het om de vraag of de verzekeraar door middel van getuigen kon bewijzen dat alleen dekking tegen stormschade was overeengekomen en niet voor andere vormen van schade, zoals brand. 

Rechtsregel

Art. 258 lid 1 K (oud) bevat een voor de verzekeringsovereenkomst bijzondere bewijsregeling op grond waarvan voor het bewijs van het sluiten van de overeenkomst bewijs bij geschrifte wordt vereist, maar brengt voor de verzekeraar geen beperking mee in de mogelijkheden van bewijs tegen de inhoud van de polis. De verzekeraar is dientengevolge tegenover de verzekerde, anders dan de verzekerde tegenover de verzekeraar, overeenkomstig de gewone regels van het recht vrij in het kiezen van de bewijsmiddelen.

Het feit dat verzekeraar er in geslaagd is te bewijzen dat de bij de mondelinge bespreking bereikte overeenstemming zich niet uitstrekt tot mede dekking van het brandrisico, laat onverlet de mogelijkheid open dat na die bespreking door de afgifte van een polis waarin het brandrisico wél was gedekt en de aanvaarding van die polis door de verzekerde alsmede de betaling van de in de polis voorziene premie, een verzekeringsovereenkomst met dekking van het brandrisico tot stand is gekomen.

Inhoud arrest

Guliker heeft zijn tuincentrum in het jaar 1969 bij de Eerste Rotterdamsche Maatschappij van Verzekering NV (hierna verzekeraar) verzekerd tegen brandschade voor een bedrag van in totaal 200.000 gulden, later verhoogd tot 300.000 gulden. Vervolgens heeft Guliker met betrekking tot hetzelfde tuincentrum voor een bedrag van 200.000 gulden een tweede verzekering gesloten, en wel bij De Compagnie van Assuradeuren NV (hierna De Compagnie) van welke maatschappij AGO de rechten en verplichtingen heeft overgenomen.

Nadat op of omstreeks 29 juni 1975 het tuincentrum door brand is verwoest, weigert AGO enig deel van deze schade te vergoeden, omdat weliswaar volgens de polis van De Compagnie ook het risico van brandschade gedekt werd, doch dat dit naar Guliker wist niet in overeenstemming was met de tussen hem en De Compagnie gesloten verzekeringsovereenkomst, die zich niet verder uitstrekte dan verzekering tegen glasschade en stormschade. Dus volgens AGO berust de vermelding in de polis, dat de verzekering ook dekking biedt tegen brand op een vergissing. In werkelijkheid zou slechts een verzekeringsovereenkomst tot stand zijn gekomen met betrekking tot stormschade. Tot bewijs daarvan heeft AGO verwezen naar de verklaringen van de vijf gehoorde getuigen. Volgens de Hoge Raad heeft de AGO diens gelijk voldoende aangetoond.