Emmense baliekluivers, Hoge Raad 4 maart 1952
(ECLI:NL:PHR:1952:AG1979)
Door Julia Verschoor
Essentie
In dit oude arrest staat centraal of de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) voorziet in hetzelfde onderwerp als een hogere regeling. Indien dit het geval is, vervalt de lagere regeling van rechtswege.
Rechtsregel
De geldende APV, dat verbiedt om zonder noodzaak stil te blijven staan op een brug, regelt een ander onderwerp dan wat de hogere regeling in het Wegenverkeersreglement bepaalt. Er speelt tevens mee dat de APV niet alleen ziet op verkeersveiligheid, maar ook op het doelloos verblijven op aangeduide plaatsen en ter voorkoming van baldadigheid. Doordat het motief, de doelstelling en de strekking verschillen, verschilt daarmee ook het onderwerp.
Inhoud arrest
Verdachte is op 2 juni 1951 in de gemeente Emmen zonder noodzaak op een voor het publieke verkeer bestemde brug blijven staan. De verdachte wordt vervolgd wegens baliekluiverij. Er is in principe geen discussie of de strafbepaling bewezenverklaard is, maar of de APV in strijd is met een hogere regeling. De kantonrechter bepaalt dat verdachte van verdere rechtsvervolging wordt ontslagen, aangezien er in het Wegenverkeersreglement nadien een andere bepaling tot stand is gekomen. Volgens de kantonrechter is hier sprake van een posterieure regeling die de anterieure regeling buiten werking stelt. De Hoge Raad kan zich hier niet in vinden en oordeelt dat er geen voldoende gronden zijn om aan te nemen dat het voorschrift niet in het belang van de openbare orde, zedelijkheid of gezondheid zou kunnen dienen of anderszins de huishouding van de gemeente zou kunnen raken. Dit ziet voornamelijk op het feit dat het doel van beide regelingen verschillend was. Het Wegenverkeersreglement had namelijk tot doel om het verkeer veilig te laten doorstromen, terwijl de APV vastgesteld was met het oog op openbare orde, veiligheid en het voorkomen van baldadigheid.
De Hoge Raad vernietigt het vonnis en veroordeelt verdachte tot één dag hechtenis.