ECLI:NL:HR:2024:239 (Geen sprake van fraus legis)

Hoge Raad 16 februari 2024, Geen sprake van fraus legis
(ECLI:NL:HR:2024:239)

Rechtsregel

Er is sprake van een verkrijging krachtens erfrecht als het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is voor het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden en zo goed als zeker is dat de echtgenoot die voor het kleinste deel gerechtigd is komt te overlijden.

Essentie

Er is geen sprake van verkrijging krachtens erfrecht, omdat zich geen voltooide vermogensverschuiving heeft voorgedaan. Er is geen sprake van wetsontduiking in dit onderhavige geval.

Inhoud arrest

De feiten

Man en vrouw zijn al 33 jaar samen, waarvan 7 jaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, zonder het opstellen van huwelijksvoorwaarden.

Staande het huwelijk laten partijen huwelijksvoorwaarden opstellen, waardoor het huwelijksgoederenregime wijzigt. De hoofdregel is dat echtgenoten een gelijk aandeel in de gebonden gemeenschap hebben, tenzij anders is bepaald bij huwelijksvoorwaarden (art. 1:100 lid 1 BW). Man en vrouw leggen in de huwelijksvoorwaarden vast dat meneer gerechtigd is voor 1/10e aandeel en mevrouw voor 9/10e aandeel van de gemeenschap.

Vervolgens overlijdt meneer en heft de belastingdienst erfbelasting over de helft van de boedel. Mevrouw geeft aan dat er sprake is van een ongelijke verdeling overeenkomstig hun opgestelde huwelijksvoorwaarden.

De staatssecretaris van Financiën stelt dat er sprake is van fraus legis (wetsontduiking).

De beoordeling

Het aangaan van huwelijksvoorwaarden als de onderhavige houdt geen schenking in, want er is nog geen sprake van een voltooide eenzijdige vermogensverschuiving van het ene vermogen, in het vermogen van de andere echtgenoot. Volgens de huwelijksvoorwaarden zijn de echtgenoten namelijk voor ongelijke delen gerechtigd tot de goederen die behoren tot de huwelijksgemeenschap.

Fraus legis doet zich voor indien:

  1. het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden; en
  2. het in strijd zou komen met doel en strekking van artikel 1 lid 1 aanhef en onder nummer 1 Successiewet (SW), indien de vermogensverschuiving ten gevolge van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en het vervolgens overlijden van één van de echtgenoten niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.

De voorwaarde onder 2 had zich in casu voorgedaan indien op het moment van het aangaan daarvan zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijke vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot, en dat daardoor de vermogensverschuiving zich zal voltrekken. In zo’n geval moet worden aangenomen dat de wijziging in de gerechtigdheid enkel en alleen is gedaan voor het vermijden van erfbelasting.

Er is geen sprake van fraus legis, want het moet nagenoeg zeker zijn geweest dat meneer binnen 180 dagen zou komen te overlijden. Niet genoeg was aangetoond dat het doel van de huwelijksvoorwaarden was om de belasting te ontduiken.

De beslissing

De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg, waarin de belastingaanslag vernietigd werd.