Hoge Raad, 30 augustus 2024, Onduidelijke bepalingen werkingssfeer cao moeten worden uitgelegd
(ECLI:NL:HR:2024:1102)
Essentie
In deze zaak staat de vraag centraal of een werkgever onder de werkingssfeer van bepaalde bouwregelingen, waaronder een bedrijfstakpensioenfonds en cao’s, valt. Bouwfondsen stellen dat de werkgever onder de werkingssfeer van de bouwregelingen valt. De werkgever stelt zich op het standpunt dat zij niet onder de werkingssfeer valt, omdat de werkingssfeerbepaling niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van duidelijkheid.
Rechtsregel
Ook bij onduidelijke werkingssfeerbepalingen moet de rechter de betekenis daarvan vaststellen aan de hand van objectieve maatstaven. Dit geschiedt door onder andere te kijken naar andere gebruikte bewoordingen in de regeling, mogelijke rechtsgevolgen van de verschillende interpretaties en eventuele toelichtingen bij de regeling. Het enkele feit dat de bewoordingen onduidelijk zijn, is onvoldoende reden om te concluderen dat een werkgever niet onder de werkingssfeer valt.
Inhoud
De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (Bpf Bouw) heeft, samen met twee andere stichtingen, een vordering ingesteld. Hierin stelde zij dat een werkgever onder de werkingssfeer van de bouwregelingen viel. Deze bouwregelingen waren bij besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld voor bepaalde werkgevers in de bouw- en infrabranche.
De kantonrechter oordeelde in het voordeel van Bpf Bouw, maar het gerechtshof Amsterdam vernietigde dit vonnis en verklaarde voor recht dat de werkgever niet onder de werkingssfeer van de bouwregelingen viel. Volgens het hof voldeed de werkingssfeerbepaling in de cao niet aan de daaraan te stellen eisen van duidelijkheid. Dit zou volgens het hof meebrengen dat de werkgever niet onder de werkingssfeer viel.
De Hoge Raad stelde dat het hof terecht had overwogen dat de werkingssfeerbepaling in de bouwregelingen moest worden uitgelegd naar objectieve maatstaven volgens de zogenoemde cao-norm. Echter, het hof had ten onrechte geconcludeerd dat de onduidelijkheid van de bewoordingen op zichzelf al voldoende was om te oordelen dat de werkgever niet onder de werkingssfeer viel. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter ook bij onduidelijke bewoordingen de betekenis ervan moet vaststellen. Onder andere door te kijken naar andere gebruikte bewoordingen in de regeling, mogelijke rechtsgevolgen van de verschillende interpretaties en eventuele toelichtingen bij de regeling.