Hoge Raad 22 december 2023, Rechtszekerheid voor minderheidsaandeelhouders: Hoge Raad verduidelijkt peildatum bij uitkoop
(ECLI:NL:HR:2023:1824)
Essentie
In dit arrest van de Hoge Raad wordt bevestigd dat bij de vaststelling van de prijs voor de uitkoop van minderheidsaandeelhouders in het kader van een openbaar bod de peildatum gelijk gesteld mag worden aan de datum van de betaalbaarstelling onder het bod. Dit geldt als de bieder ten minste 95% van het geplaatste kapitaal en de stemrechten van de doelvennootschap houdt. Het uitgangspunt dat wordt geboden door dit arrest biedt rechtszekerheid en leidt in beginsel tot een billijke prijs. Hierdoor worden de minderheidsaandeelhouders gecompenseerd door de wettelijke rente vanaf de peildatum tot aan de daadwerkelijke overdracht van de aandelen. Het cassatieberoep van de eiser, die een hogere prijs wenste op basis van een latere peildatum, werd verworpen door de Hoge Raad.
Rechtsregel
Uit dit arrest van de Hoge Raad vloeit voort dat in een uitkoopprocedure die volgt op een openbaar bod de peildatum voor de vaststelling van de prijs voor de over te dragen aandelen gelijk gesteld mag worden aan datum van de betaalbaarstelling onder het bod. Hierbij is vereist dat de bieder ten minste 95% van het geplaatste kapitaal en de stemrechten van de doelvennootschap houdt. Deze peildatum wordt geacht een billijke prijs te waarborgen. Minderheidsaandeelhouders hebben recht op vergoeding van de wettelijke rente vanaf deze peildatum tot de daadwerkelijke overdracht van de aandelen. Hiermee wordt rechtszekerheid geschept voor de minderheidsaandeelhouders binnen een vennootschap.
Inhoud arrest
In deze zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld over een cassatieberoep ingesteld door de eiser tegen een eerder arrest van de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De zaak draaide om de overname van NIBC Holding N.V. door Flora Acquisition B.V., die werd ondersteund door Flora Holdings III Limited en indirect gecontroleerd door The Blackstone Group Inc. Flora Acquisition bracht een openbaar bod uit op alle uitstaande gewone aandelen van NIBC Holding. De aanvankelijke biedprijs van 9,85 euro per aandeel werd verlaagd naar 7 euro per aandeel vanwege de economische impact van de COVID-19-pandemie. Uiteindelijk verkreeg Flora Acquisition ten minste 95% van de aandelen in NIBC Holding. Hierdoor werd de beursnotering van NIBC Holding beëindigd.
Flora c.s. vorderden in de procedure dat de resterende aandeelhouders, waaronder ook de eiser, hun aandelen zouden overdragen tegen een prijs van 7 euro per aandeel per 30 december 2020. De eiser verzette zich hiertegen en stelde voor om een hogere prijs vast te stellen of om deskundigen te laten rapporteren over de waarde van de aandelen. De Ondernemingskamer stelde echter de prijs vast op 7 euro per aandeel per 30 december 2020, verhoogd met de wettelijke rente vanaf die datum.
In cassatie betoogde de eiser dat de peildatum voor de prijsbepaling niet in lijn was met artikel 1 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), omdat het tijdsverloop tussen de datum van betaalbaarstelling onder het bod en het moment van de daadwerkelijke overdracht niet de actuele waarde van de aandelen zou weerspiegelen. De Hoge Raad verwierp dit beroep en bevestigde het oordeel van de Ondernemingskamer. De Hoge Raad oordeelde dat het hanteren van de datum van betaalbaarstelling onder het bod als peildatum niet in strijd is met het EVRM. De Hoge Raad kwam tot dit oordeel omdat dit uitgangspunt rechtszekerheid en hanteerbaarheid biedt en in beginsel leidt tot een billijke prijs die redelijk gerelateerd is aan de waarde van de aandelen.
De Hoge Raad benadrukte dat minderheidsaandeelhouders recht hebben op een vergoeding van wettelijke rente vanaf de peildatum tot aan de datum van overdracht. Dit zorgt ervoor dat de aandeelhouders voldoende worden gecompenseerd. Zelfs als er enige tijd is verstreken tussen de betaalbaarstelling en de daadwerkelijke overdracht, oordeelt de Hoge Raad dat dit de minderheidsaandeelhouders voldoende compenseert. De Hoge Raad verwerpt daarmee het cassatieberoep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie.
Samengevat bevestigt dit arrest dat in uitkoopprocedures na een openbaar bod de peildatum voor de prijsbepaling van de aandelen de datum van betaalbaarstelling onder het bod mag zijn. Hieraan is wel de voorwaarde verbonden dat de bieder ten minste 95% van het kapitaal en de stemrechten bezit. Dit uitgangspunt is niet in strijd met het EVRM en zorgt voor rechtszekerheid en een billijke compensatie voor de minderheidsaandeelhouders.