ECLI:NL:HR:2023:1603 (Ziekteverlof of vakantiedagen?)

Hoge Raad 17 november 2023, Ziekteverlof of vakantiedagen?
(ECLI:NL:HR:2023:1603)

Essentie

De essentie van dit arrest is dat de Hoge Raad oordeelt dat het gerechtshof ten onrechte heeft aangenomen dat een cao niet kan worden gezien als een schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 7:638 lid 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens de Hoge Raad kan een cao wel degelijk als een schriftelijke overeenkomst worden beschouwd. Dit betekent dat onder bepaalde voorwaarden vakantiedagen van een zieke werknemer als vakantie mogen worden aangemerkt, mits dit in een cao of andere schriftelijke overeenkomst is vastgelegd.

Rechtsregel

De rechtsregel die uit dit arrest voortvloeit, houdt in dat een cao als een schriftelijke overeenkomst kan dienen. Deze overeenkomst is vereist om vakantiedagen van een zieke werknemer als vakantiedagen aan te merken. Dit is echter alleen geldig indien de werknemer hiermee instemt of als dit overeengekomen is. Dit verduidelijkt de toepassing van artikel 7:638 lid 8 BW in situaties waarin werknemers ziek worden voor of tijdens hun vakantie.

Inhoud arrest

In deze zaak draait het om de interpretatie van artikel 7:638 lid 8 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel regelt onder welke voorwaarden dagen waarop een werknemer tijdens een vastgestelde vakantie ziek is als vakantiedagen mogen worden aangemerkt.

Deze zaak betrof de vraag of DAF Trucks N.V. (DAF) rechtmatig vakantiedagen had afgeboekt van een werknemer die, na goedkeuring van zijn vakantie, ziek werd en met toestemming van de bedrijfsarts de geplande vakantie nam. De werknemer claimde dat het afboeken van 29 vakantiedagen in strijd was met artikel 7:638 lid 8 BW, aangezien hij tijdens zijn vakantie arbeidsongeschikt was. DAF beriep zich op de cao en stelde dat de werknemer had ingestemd met het afboeken van de dagen.

De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af, aangezien sprake zou zijn van instemming met het afboeken. Het hof oordeelde echter dat artikel 7:638 lid 8 BW van toepassing was en dat geen sprake was van expliciete instemming van de werknemer met het afboeken van de vakantiedagen. Het hof stelde dat een cao niet als een schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 7:638 lid 8 BW kan worden beschouwd en dat DAF niet het redelijke vertrouwen kon hebben dat de werknemer instemde met het afboeken van de vakantiedagen.

De Hoge Raad stelde dat een cao wel als een schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 7:638 lid 8 BW kan worden beschouwd, waarmee de grondslag voor een van de kernargumenten van het hof verviel. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.