ECLI:NL:HR:2023:1303 (Nicky Verstappen)

Hoge Raad 26 september 2023, De zaak over de moord op Nicky Verstappen

(ECLI:NL:HR:2023:1303)

Essentie

In deze zaak wordt geoordeeld over DNA-materiaal, schakelbewijs en voorwaardelijk opzet. In deze zaak wordt uitgelegd hoe de Hoge Raad is gekomen tot een veroordeling van de verdachte.

Rechtsregel

Verdachte is het volgende ten laste gelegd: wederrechtelijke vrijheidsberoving van, ontucht met en doodslag op een elfjarige jongen. In deze zaak wordt geoordeeld over de inbreng van een alternatief scenario, de maatstaf bij gebruik van schakelbewijs en over de afwijzing van het verzoek tot verrichten van nader onderzoek.

Uit de feiten en omstandigheden wordt afgeleid dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is. Verdachte heeft namelijk verklaard als alternatief scenario het lichaam van het slachtoffer te hebben omgedraaid, maar dat verklaart niet de vondst van celmateriaal in de onderbroek van het slachtoffer.

De HR herhaalt de relevante overwegingen uit een eerder arrest (Hoge Raad 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1455) over de redengevendheid van schakelbewijs. Daarbij kan van belang zijn of en in hoeverre de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verschillende feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomen. De HR heeft redengevend geacht dat de zaken uit 1984, 1985 en 1998 op essentiële punten met elkaar overeenkomen.

Verdachte had een verzoek tot nader onderzoek ingediend om onderbouwing te krijgen van het alternatieve scenario, dus om te kijken of de mogelijkheden van contaminatie die de DNA-sporen zouden kunnen verklaren juist zijn. Door een deskundige is echter al geoordeeld dat contaminatie in het geheel niet mogelijk is geweest. Ook heeft verdachte al de mogelijkheid gehad eerder een verklaring af te leggen en zo de wensen voor het onderzoek te laten blijken.

Inhoud arrest

Nicky Verstappen (hierna: slachtoffer) is overleden aan een niet-natuurlijke dood. Verdachte is opgepakt voor het opzettelijk van het leven beroven  van het slachtoffert door smorend geweld toe te passen (feit 1). Verder wordt verdachte ten laste gelegd dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer (feit 2). Ten slotte wordt verdachte ten laste gelegd dat hij het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden (feit 3). De Hoge Raad heeft een aantal belangrijke punten uiteengezet over de ten laste gelegde feiten en hoe deze zijn beoordeeld. Dit wordt hieronder uiteengezet.

Feiten

Het elfjarige slachtoffer was met een jeugdgroep in een tentenkamp op het kampeerterrein in Brunssum. Maandagochtend was het slachtoffer voor het laatst gezien door een tentgenoot. Na een zoektocht is het slachtoffer op dinsdagavond dood gevonden in een omheind sparrenperceel. Het slachtoffer was slechts gekleed in een pyjamabroek en onderbroek, deze waren beide binnenstebuiten en achterstevoren gekeerd. Het slachtoffer droeg geen schoenen.

Beoordeling feit 2

Bij onderzoek naar biologische sporen en bij het DNA-onderzoek zijn op meerdere plekken in en op de onderbroek van het slachtoffer DNA-sporen van de verdachte aangetroffen. Verder zijn op verschillende plekken huidschilfers van verdachte aangetroffen en is een haar van verdachte op de onderbroek aangetroffen. Ook is een aanwijzing voor de aanwezigheid van speeksel van de verdachte dat op het slachtoffer aangetroffen.

Uit het sporenbeeld en uit getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat het slachtoffer voorafgaand aan de vermissing zijn kleding op normale wijze droeg. Het celmateriaal dat is gevonden is op meerdere locaties op het slachtoffer aangetroffen. Dit duidt op een langdurig of intensief contact.

Ook wordt uit de omstandigheid dat de pyjamabroek en onderbroek binnenstebuiten zaten afgeleid dat het slachtoffer geheel ontkleed is geweest. Uit het DNA-materiaal dat is gevonden kan worden afgeleid dat verdachte op dat moment in nabijheid van het slachtoffer is geweest.

Uit een uitgebreid technisch onderzoek kan worden afgeleid dat geen andere dan verdachte verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de ontuchtige handelingen. Het DNA-materiaal dat van verdachte was gevonden was meer dan alleen een enkel spoor DNA.

Verdachte legt uiteindelijk pas in 2020 een verklaring af via een videoboodschap. Hierin verklaart de verdachte dat hij tijdens een fietstocht het slachtoffer aantrof en heeft gecontroleerd of het slachtoffer nog leefde door zijn ademhaling en hartslag te controleren. Hierbij heeft verdachte het slachtoffer aangeraakt. Ook heeft verdachte de pyjamabroek van het slachtoffer rechtgetrokken om zo de kleding van het slachtoffer te fatsoeneren. Vervolgens is verdachte weggegaan zonder de politie of iemand anders te waarschuwen. Dit alternatieve scenario wordt niet aannemelijk geacht. Met het scenario wordt namelijk niet verklaard hoe de DNA-sporen van verdachte in de onderbroek van het slachtoffer terecht zijn gekomen. Ook wordt geoordeeld dat de mogelijkheden van contaminatie die de verdediging voorstelt niet aannemelijk zijn. Dit is beoordeeld door een deskundige. Ook is verdachte na het ontvangen van een melding om DNA af te staan gevlucht naar Spanje. Hieruit wordt afgeleid dat verdachte niet in verband wilde worden gebracht met het incident.

Beoordeling feit 3

Het slachtoffer droeg geen schoenen en slaapkleding. Hieruit wordt afgeleid dat verdachte niet uit eigen beweging van het tentenkamp is weggelopen, dan wel vrijwillig met verdachte is meegegaan. Ook wordt bij het oordeel het feit betrokken dat verdachte zich in 1984 en 1985 heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met andere jongens in de leeftijd van tien tot twaalf jaar. Uit deze zaken bleken een aantal kenmerken die overeenkomen met deze zaak. In de andere zaken heeft verdachte de jongens ook wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Ook heeft verdachte daarbij telkens een hand voor de mond van de jongens gehouden en met fysieke kracht de jongens gedwongen om mee te gaan. Hier wordt geoordeeld dat de zaken op zodanig essentiële punten overeenkomen of kenmerkende gelijkenissen tonen dat hieruit een gelijksoortig patroon in het handelen van verdachte kan worden opgemaakt. Bij deze beoordeling wordt gebruik gemaakt van schakelbewijs. Bij schakelbewijs wordt voor het bewijs van een ten laste gelegd feit gebruik gemaakt van bewijs dat verdachte een ander, soortgelijk strafbaar feit zou hebben begaan. De vraag of de redengevendheid van schakelbewijs begrijpelijk is moet worden beoordeeld aan de hand van de gehele bewijsvoering. Het schakelbewijs moet echt op essentiële punten overeenkomen. In deze zaak wordt redengevend geacht dat de verdachte de jongens uit de zaken uit 1984 en 1985 gedurende het plegen van ontuchtige handelingen wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd.

Beoordeling feit 1

Op grond van de omstandigheden dat het slachtoffer een jeugdige leeftijd had, dat het slachtoffer plotseling is verdwenen, de vindplaats van het lichaam van het slachtoffer en op basis van bevindingen van deskundigen wordt vastgesteld dat sprake is van een niet-natuurlijke dood. Bij sectie en toxicologisch onderzoek zijn een aantal doodsoorzaken uitgesloten. Een aantal doodsoorzaken was hierbij niet aantoonbaar, zoals onderkoeling, enkele ziekelijke afwijkingen, fatale hartritmestoornissen en verstikking door smoren. Een aantal van deze oorzaken kan alsnog worden uitgesloten, omdat het slachtoffer een elfjarig gezond kind was. Vervolgens is geoordeeld dat het niet anders kan dan dat het slachtoffer is overleden door smoren. Dit wordt ook in verband gesteld met het gevonden DNA-materiaal en de zaken uit 1984 en 1985. Hierbij gebruikte verdachte namelijk dezelfde modus operandi.

Verdachte had voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer aanvaard. Verdachte heeft er namelijk voor gekozen om het slachtoffer op een gevaarlijke wijze, namelijk door hem te smoren, van zijn vrijheid beroofd te houden met als doel zijn ontuchtige handelingen uit te voeren. Hiermee heeft verdachte het gevolg van zijn handelen, het overlijden van het slachtoffer, op de koop toegenomen.

Verzoek nader onderzoek

Verder heeft verdachte nog een verzoek ingediend tot het laten verrichten van een onderzoek naar de DNA-resultaten. Het gaat om een voorwaardelijk verzoek. Dat betekent in dit geval dat het doen van nader onderzoek pas moet worden ingesteld als bij beoordeling gebruik wordt gemaakt van de DNA-onderzoeken als bewijsmiddel. Het verzoek wordt beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Dit criterium houdt verband met de taak en verantwoordelijkheid van de strafrechter voor volledigheid van het onderzoek van de zaak. Dit verzoek tot nader onderzoek kan voor de verdediging van belang zijn om een van de alternatieve scenario’s te laten bevestigen, dus het scenario dat verdachte het lichaam van het slachtoffer zou hebben omgedraaid. Echter tot noodzakelijkheid van het nader onderzoek wordt in deze zaak niet gekomen. Eerder heeft de officier van justitie al gevraagd of verdachte een verklaring wilde afleggen, zodat bij onderzoek met zijn wensen rekening kon worden gehouden. Verdachte heeft daar geen gebruik van gemaakt.

Veroordeling verdachte

De Hoge Raad doet uitspraak na het verstrijken van meer dan zestien maanden. Dit betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot de vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien jaren.

De verdachte wordt uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren en negen maanden.