Hoge Raad, 20 mei 2022, Rechtsbescherming en compensatie na het Kerst-arrest voor de onrechtvaardige box 3 heffing (ECLI:NL:HR:2022:718 & ECLI:NL:HR:2022:720)
Inleiding
In het Kerst-arrest van 24 december 2021 is geoordeeld dat de box 3 heffing sinds 2017 onrechtvaardig is. Uit de twee arresten van 20 mei 2022 wordt duidelijk of burgers die geen bezwaar hebben gemaakt voor die jaren, alsnog een compensatie kunnen krijgen na het Kerst-arrest. Verder wordt ingegaan op de vraag of er nog rechtsbescherming mogelijk is, indien een belastingplichtige het oneens is met de hoogte van het rechtsherstel na de collectieve uitspraak op de massaal-bezwaren.
Rechtsregel
Burgers die geen bezwaar hebben gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting in de jaren 2017 tot en met 2020, komen niet in aanmerking voor een compensatie (ambtshalve vermindering) van de geheven box 3 heffing. De minister van Financiën heeft na de wijzing van het Kerst-arrest namelijk niet bekendgemaakt dat deze groep in aanmerking komt voor een dergelijke vermindering. Dit is wel vereist voordat een ambtshalve vermindering mogelijk is bij de wijzing van nieuwe rechtspraak nadat de aanslag onherroepelijk vaststaat (zie art. 45aa, aanhef en letter b, Uitvoeringsregeling IB 2001).
Indien wel tijdig bezwaar is gemaakt tegen de belastingaanslagen voor de jaren 2017 tot en met 2020, kan belanghebbende een inspecteur alsnog verzoeken om een ambtshalve vermindering als hij het oneens is met de vermindering op de aanslag die is verleend op basis van het Kerst-arrest. Als de inspecteur dit verzoek van een ambtshalve vermindering afwijst, kan hierover worden geprocedeerd. De Hoge Raad biedt op deze wijze rechtsbescherming voor het rechtsherstel na het Kerst-arrest, want tegen de collectieve uitspraak op de massaal-bezwaren is geen bezwaar/beroep mogelijk.
Inhoud arrest
Collectieve uitspraak
Voor de uitleg waarom de box 3 heffing in de jaren 2017 en verder strijdig is met het EVRM, verwijs ik naar onze samenvatting van het Kerst-arrest.
De massaal-bezwaren zijn aangehouden in afwachting van het Kerst-arrest. De staatssecretaris van Financiën heeft op 4 februari 2022 een collectieve uitspraak gedaan op alle massaal-bezwaren over de box 3-heffing voor de belastingjaren 2017 tot en met 2020. Alle bezwaren zijn gegrond verklaard. De Belastingdienst dient binnen zes maanden na deze collectieve uitspraak te beslissen over de vermindering van de aanslagen van de belastingplichtigen die onder het massaal bezwaar vallen. De omvang van de eventuele vermindering kan slechts naar redelijkheid door de inspecteur worden vastgesteld. Dit brengt mee dat belastingplichtigen het mogelijk oneens kunnen zijn met de hoogte van de vermindering.
Tijdig bezwaar gemaakt (ECLI:NL:HR:2022:718)
In de eerste zaak van 20 mei 2022 gaat het om een belastingplichtige wiens zaak viel onder het massaal bezwaar voor de jaren 2017 en 2018. De Belastingdienst moet binnen zes maanden daarna een beslissing nemen over de vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018 die aan deze belastingplichtige zijn opgelegd. Tegen die beslissing uit de collectieve uitspraak is geen rechtsgang mogelijk. In deze cassatieprocedure is aan de orde of, en zo ja, hoe aan de belastingplichtige toch rechtsbescherming kan worden geboden aangaande het rechtsherstel op basis van het Kerst-arrest.
De Hoge Raad biedt belastingplichtigen die onder het massaal bezwaar vielen, rechtsbescherming voor de omvang van het rechtsherstel. Tegen de collectieve uitspraak is het niet mogelijk een bezwaar/beroep in te stellen. De Hoge Raad oordeelt in dit verband dat de belastingplichtige die het niet eens is met de beslissing van de Belastingdienst over de vermindering van de belastingaanslag, wel nog een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag kan indienen bij de Belastingdienst. Tegen een eventuele afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering kan de belastingplichtige wél bezwaar maken en vervolgens toch een beroep instellen bij de belastingrechter. Op deze wijze is een rechtsgang alsnog mogelijk indien een belastingplichtige, die onder het massaal bezwaar valt en tijdig bezwaar heeft gemaakt, het oneens is met de toepassing van het Kerst-arrest door de fiscus na de collectieve uitspraak.
Geen tijdig bezwaar (ECLI:NL:HR:2022:720)
In de tweede zaak gaat het om een belastingplichtige die niet een zaak had die viel onder het massaal bezwaar. Deze belastingplichtige heeft te laat bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2015 tot en met 2018 en daarom staan deze aanslagen onherroepelijk vast. De vraag is of in een dergelijke situatie toch een compensatie mogelijk is, omdat de box 3 heffing achteraf gezien onrechtvaardig was.
Bij het beantwoorden van die vraag stelt de Hoge Raad voorop dat het Kerst-arrest alleen betrekking heeft op de box 3 heffing vanaf het jaar 2017. Ten aanzien van de daaraan voorafgaande jaren handhaaft de Hoge Raad zijn eerdere rechtspraak. Die komt erop neer dat de rechter alleen rechtsherstel kan bieden voor zover aannemelijk is dat de box 3 heffing een individuele en buitensporige last oplevert.
Met betrekking tot de jaren 2017 en verder overweegt de Hoge Raad het volgende. Als geen bezwaar of beroep (meer) openstaat tegen een aanslag inkomstenbelasting (een onherroepelijke aanslag) kan de belastingplichtige de Belastingdienst verzoeken de aanslag ambtshalve te verminderen. Een van die voorwaarden hiervoor is dat de onjuistheid van de aanslag niet voortvloeit uit jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan, tenzij de minister van Financiën heeft bepaald dat hier wel rekening mee mag worden gehouden. Als de Inspecteur een verzoek om ambtshalve vermindering afwijst, kan de belastingplichtige daartegen bezwaar maken en vervolgens beroep instellen bij de belastingrechter.
In deze zaak heeft de Belastingdienst de verzoeken van de belastingplichtige om ambtshalve vermindering afgewezen. Nu is de vraag of het rechtsherstel uit het Kerst-arrest ook moet worden geboden aan degene die niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, maar wiens bezwaren zijn aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering.
De Hoge Raad is van oordeel dat het verzoek van de belastingplichtige om ambtshalve vermindering van de aanslagen niet aan de gestelde voorwaarden voldoet. De onjuistheid van de aan de belastingplichtige opgelegde aanslagen voor de jaren 2017 en 2018 vloeit namelijk voort uit het Kerst-arrest van 24 december 2021. Op die datum waren die aanslagen al onherroepelijk vastgesteld. Aangezien de minister van Financiën niet heeft bekendgemaakt dat voor die groep alsnog rekening mag worden gehouden met de nieuwe jurisprudentie nadat de aanslagen al onherroepelijk vaststonden, bestaat voor de groep die geen tijdig bezwaar hebben gemaakt geen recht op compensatie in de jaren 2017 tot en met 2020.