ECLI:NL:HR:2022:1724 (Vooraf overeengekomen uitsluiting partneralimentatie is nietig)

Hoge Raad, 25 november 2022, aanstaande echtgenoten kunnen niet voorafgaand aan het huwelijk het recht op partneralimentatie uitsluiten.
(ECLI:NL:HR:2022:1724)

Essentie

Een echtpaar heeft voor het huwelijk overeengekomen dat zij afzien van het recht op partneralimentatie in geval van een echtscheiding. Nu de echtscheiding heeft plaatsgevonden, verzoekt de vrouw tot toekenning van een door de man te betalen bedrag in de vorm van levensonderhoud. De man beroept zich op de overeenkomst die het echtpaar voor het huwelijk is overeengekomen, maar dit beroep slaagt niet.

Rechtsregel

Op grond van art. 1:400 lid 2 BW zijn overeenkomsten waarin van het verschuldigde levensonderhoud wordt afgezien nietig. In lid 1 van dit artikel worden echtgenoten hierbij specifiek benoemd, partneralimentatie valt om deze reden onder de toepassing van dit artikel.
Op grond van art. 1:158 BW kunnen echtgenoten echter voor of na de echtscheiding afzien van het recht op levensonderhoud. Dit kan dan alleen tijdens of na  en niet voorafgaand aan het huwelijk.

Inhoud uitspraak

Voorafgaand aan het huwelijk is het echtpaar overeengekomen dat in het geval van een echtscheiding, er geen recht op partneralimentatie bestaat. Dit wordt ook wel een nihilbeding genoemd. Het echtpaar is in een echtscheiding terecht gekomen waarna de rechtbank de man heeft verplicht tot het betalen van levensonderhoud aan de vrouw. De rechtbank heeft het nihilbeding nietig verklaard op grond van art. 1:400 lid 2 BW.
In hoger beroep vernietigt het hof de uitspraak van de rechtbank, omdat de draagkracht van de man niet zou toelaten alimentatie aan de vrouw te betalen. Over het nihilbeding oordeelt het hof dat art. 1:400 lid 2 BW van toepassing is en dat deze daardoor inderdaad nietig is. De man stelt in zijn beroep dat art. 1:158 BW van toepassing is. Hierin staat dat echtgenoten voor of na de beschikking tot echtscheiding de afspraak kunnen maken dat van partneralimentatie afgezien wordt. Uit eerdere uitspraken van de Hoge Raad (HR:1979:AC6583 en HR:1980:AB7449) volgt dat dit artikel alleen van toepassing is op overeenkomsten die echtgenoten tijdens het huwelijk zijn aangegaan, met het oog op een voorgenomen echtscheiding. Dit artikel is dus niet van toepassing op een overeenkomst die voorafgaand aan het huwelijk is afgesproken.

In cassatie betoogt het middel dat het hof ten onrechte heeft beoordeeld dat art. 1:400 lid 2 BW van toepassing is op overeenkomsten over partneralimentatie en dat art. 1:158 BW wel van toepassing is op alimentatieovereenkomsten voorafgaand aan het huwelijk. De Hoge Raad volgt de eerdere uitspraken waarin bepaald is dat art. 1:158 BW alleen geldt bij overeenkomsten die tijdens het huwelijk zijn aangegaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep.