ECLI:NL:HR:2022:1399 (Bevindingen geneesheer-directeur vereist voor verlenen zorgmachtiging)

Hoge Raad 7 oktober 2022, Bevindingen geneesheer-directeur vereist voor verlenen zorgmachtiging)
(ECLI:NL:HR:2022:1399)

Door Zoë de Jesus Delgado

Essentie

Middels een zorgmachtiging kan de rechter een machtiging verlenen waarmee verplichte zorg op grond van de Wet verplichte ggz (Wvggz) kan worden toegepast. Een zorgmachtiging kan worden verleend als iemand vanwege een psychische stoornis ernstig nadeel veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor zichzelf, voor een ander of voor personen of goederen in het algemeen. In deze uitspraak staat de vraag centraal of een zorgmachtiging kan worden verleend als de bevindingen van de geneesheer-directeur, zoals bedoeld in art. 5:15 lid 2 Wvggz, ontbreken.

Rechtsregel

Uit het wettelijk stelsel volgt dat de rechter geen zorgmachtiging kan verlenen als de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken.

Inhoud arrest

Ten aanzien van de betrokkene is een zorgmachtiging verleend tot en met 23 maart 2022. Door de officier van justitie (hierna: OvJ) is verzocht een aansluitende machtiging te verlenen voor twaalf maanden. In zijn verzoekschrift stelt de OvJ dat van de geneesheer-directeur bevindingen zijn ontvangen. Deze bevindingen zijn niet overlegd.

De rechtbank heeft het verzoek van de OvJ toegewezen. Daarbij is overwogen dat de rechtbank van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, mede gebaseerd op het advies van de geneesheer-directeur, een aantal vormen van verplichte zorg noodzakelijk acht.

In cassatie wordt geklaagd dat de zorgmachtiging onterecht is verleend, omdat de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken in de processtukken. De geneesheer-directeur moet, op grond van art. 5:15 lid 1 Wvggz, beoordelen of het zorgplan voldoet aan de uitgangspunten van art. 2:1 Wvggz. Hierna draagt hij , op grond van art. 5:15 lid 2 Wvggz, zijn bevindingen over aan de OvJ. De OvJ moet deze bevindingen op grond van art. 5:17 lid 3 Wvggz bij zijn verzoekschrift voegen.

De Hoge Raad stelt dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het voorbereiden van een zorgmachtiging nauw overleg vraagt tussen de OvJ en de geneesheer-directeur. De OvJ stelt het verzoekschrift op en dient dit in en de geneesheer-directeur bereidt het zorginhoudelijke deel van de machtiging voor. Zij hebben de gezamenlijke taak om een volledig dossier met alle relevante informatie bij de rechter neer te leggen, ten behoeve van de rechterlijke toetsing. De OvJ moet zorg dragen voor een zo volledig mogelijk verzoekschrift op basis waarvan de rechter een zo breed mogelijk beeld krijgt van de betrokkene en zo een beslissing kan nemen. Uit het wettelijk stelsel vloeit daarom voort dat de rechter geen zorgmachtiging kan verlenen als de bevindingen van de geneesheer-directeur ontbreken.