Hoge Raad 31 maart 2020, Voorhanden hebben van wapens en munitie
(ECLI:NL:HR:2020:504)
Door Naomi van Burgsteden
Essentie
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte drie wapens en munitie voorhanden heeft gehad. De bewezenverklaring steunt onder meer op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende: “Ik kwam midden in de nacht aan in de woning. Ik ben direct naar de slaapkamer van de medeverdachte gegaan. Ik zag wel wapens op de grond naast zijn bed liggen. Ik heb ze toen verschoven richting het bed. Ik heb daar toen niets over tegen de medeverdachte gezegd. Ik ben bij hem in bed gaan liggen.”
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat geen sprake is geweest van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, omdat de verdachte slechts enkele uren in een ruimte is geweest waar de wapens lagen, dat die toebehoorden aan de medeverdachte en dat verdachte geen beschikkingsmacht over deze wapens heeft gehad.
Het hof heeft overwogen dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26 WWM onder meer is vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen (of de munitie). In dat kader worden doorgaans de volgende aspecten onderkend: een wapen bij of in de directe omgeving van de verdachte, de beschikkingsmacht van de verdachte over dat wapen en de bewustheid van de verdachte met betrekking tot het wapen. Naar het oordeel van het hof is het voorhanden hebben van de wapens en munitie wettig en overtuigend bewezen, nu aan alle aspecten van het voorhanden hebben is voldaan.
Rechtsregel
Heeft verdachte die enkele uren in de slaapkamer van de medeverdachte is geweest, de zich in die slaapkamer bevindende vuurwapens en munitie voorhanden gehad in de zin van artikel 26 WWM?
De Hoge Raad overweegt als volgt.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992).
Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. In bijzondere gevallen volstaat de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van feitelijke macht over het wapen of de munitie niet voor het oordeel dat de verdachte dat wapen of die munitie voorhanden had in de zin van art. 26, eerste lid, WWM. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand onverhoeds of ongewild kortstondig een wapen of munitie van een ander in handen krijgt of wanneer iemand onverwachts kennis krijgt van de aanwezigheid in zijn nabijheid van een wapen of munitie van een ander, terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kan nemen.
Inhoud arrest
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte om twee uur ’s nachts in de woning van de medeverdachte de slaapkamer is binnengegaan, dat zij daar twee vuurwapens naast het bed heeft zien liggen en deze heeft aangeraakt om deze te verschuiven richting het bed en dat zij daar vervolgens bij de medeverdachte in bed is gaan liggen. Verder heeft het hof vastgesteld dat op het derde wapen, dat is aangetroffen op het kastje naast het bed, het DNA van de verdachte is aangetroffen. De verdachte en de medeverdachte zijn enkele uren later in de slaapkamer aangehouden. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte, door het zien en het aanraken van de wapens en het verblijven in de directe nabijheid daarvan, zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en de bijbehorende munitie en daarover kon beschikken, zodat zij die wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste opvatting.