Hoge Raad, 19 juni 2020, Miragelplombe
(ECLI:NL:HR:2020:1082)
Door Zoë de Jesus Delgado
Essentie
Het gebruik van een hulpzaak zoals bedoeld in artikel 6:77 BW die wordt gebruikt bij een geneeskundige behandeling en op het moment van de behandeling ‘state of the art’ (het nieuwste van het nieuwste) is, vormt geen tekortkoming in de nakoming van een verbintenis in de zin van artikel 6:74 BW als die zaak later op grond van nieuwe medische inzichten naar haar aard niet langer geschikt wordt bevonden voor de betreffende behandeling.
Rechtsregel
Wanneer bij een geneeskundige behandeling in het lichaam van de patiënt een hulpzaak wordt aangebracht die op het moment van de behandeling ‘state of the art’ is, vormt het gebruik van deze zaak geen tekortkoming in de nakoming van de verbintenis in de zin van artikel 6:74 BW door het enkele feit dat de zaak later door nieuwe medische inzichten naar haar aard niet langer geschikt wordt bevonden voor de desbetreffende behandeling.
Inhoud arrest
Patiënt P. is in 1992 geopereerd aan zijn netvlies. Tijdens de operatie is een zogenaamde ‘Miragelplombe’ in zijn oog aangebracht. Later heeft P. hier klachten en beperkingen aan ondervonden. Volgens nieuwe medische inzichten zou een Miragelplombe niet geschikt zijn voor een oogoperatie. P. stelt het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door de in zijn oog aangebrachte Miragelplombe en vordert een schadevergoeding.
De rechtsvraag die in dit arrest centraal staat, is de vraag of het gebruik van een hulpzaak bij een geneeskundige behandeling die ten tijde van deze behandeling ‘state of the art’ is, moet worden aangemerkt als een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis indien de zaak naar nieuwe medische inzichten niet langer geschikt wordt bevonden voor de betreffende behandeling.
Volgens het hof was het ziekenhuis aansprakelijk voor de geleden schade, omdat de Miragelplombe ongeschikt is gebleken en kan zorgen voor complicaties. Het feit dat de zaak ten tijde van de behandeling ‘state of the art’ was, verandert daar niets aan. Het gebruik van de Miragelplombe levert een tekortkoming op bij de uitvoering van de verbintenis en is toerekenbaar aan het ziekenhuis, aldus het hof.
De Hoge Raad gaat hier echter niet in mee. De Miragelplombe die is gebruikt bij de uitvoering van de verbintenis wordt aangemerkt als een hulpzaak in de zin van artikel 6:77 BW. De Hoge Raad oordeelt dat wanneer bij een geneeskundige behandeling een hulpzaak in het lichaam van de patiënt wordt aangebracht die ten tijde van de behandeling ‘state of the art’ is, het gebruik van deze zaak niet als een tekortkoming moet worden aangemerkt door het enkele feit dat de zaak naderhand op grond van nieuwe medische inzichten niet langer geschikt wordt bevonden voor de betreffende behandeling. Hetzelfde geldt voor een door een arts toegepaste behandeling die op dat moment naar medische inzichten de juiste is, maar die later aan de hand van nieuwe medische inzichten niet langer als geschikt wordt bevonden.