ECLI:NL:HR:2019:598 (Heringa-arrest)

HR 16 april 2019, Heringa-arrest
(ECLI:NL:HR:2019:598)

Essentie

In deze zaak gaat het over Heringa, die in 2008 zijn 99-jarige stiefmoeder opzettelijk heeft geholpen bij zelfdoding. Heringa deed beroep op overmacht in de zin van noodtoestand, art. 8 lid 1 EVRM en psychische overmacht.

Uiteindelijk komt de zaak bij de Hoge Raad terecht, die het beroep van Heringa verwerpt. Als gevolg hiervan wordt Heringa veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden wegens hulp bij zelfdoding.

Rechtsregel

Op grond van art. 293 lid 1 en 294 lid 2 Sr is het strafbaar om iemand opzettelijk hulp te bieden bij zelfdoding, wanneer deze zelfdoding daadwerkelijk volgt. Dit is niet strafbaar wanneer het gaat om handelingen gepleegd door een arts die heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen ex art. 293 lid 2 Sr jo. art. 2 lid 1 Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl) en wanneer sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Bij de zorgvuldigheidseisen wordt enerzijds gekeken naar het belang van de persoonlijke autonomie van mensen die uitzichtloos en ondraaglijk lijden en anderzijds naar de plicht van de overheid tot bescherming van het leven van individuele burgers.

Volgens art. 8 lid 2 EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht. Hierbij heeft het EHRM de lidstaten wel een ‘margin of appreciation’ gegeven, wat betekent dat inmenging is toegestaan voor zover dit voor een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder andere de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De Nederlandse wetgever heeft deze ‘margin of appreciation’ toegepast door te bepalen dat euthanasie niet strafbaar is indien gepleegd door een arts die heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen ex art. 293 lid 2 Sr jo. art. 2 lid 1 van de Wtl.

Inhoud arrest

In casu heeft Heringa in 2008 zijn stiefmoeder hulp geboden bij zelfdoding. Ze was 99 jaar oud, woonde in een verzorgingstehuis, was bijna helemaal blind en leed aan hartfalen en ernstige rugklachten. Ondanks gesprekken tussen de huisarts en de stiefmoeder, is geen medewerking verleend aan euthanasie. Hierdoor heeft Heringa zijn stiefmoeder op haar verzoek medicijnen verstrekt, waarop zij overleed door een overdosis. Dit was dan ook haar ‘laatste wens’. Heringa heeft een documentaire gemaakt over deze laatste wens en heeft deze uitgezonden. Heringa is hierop vervolgd wegens strafbare hulp bij zelfdoding.

De Rechtbank Gelderland heeft Heringa schuldig verklaard, maar geen straf of maatregel opgelegd. Hierop heeft het Hof van Arnhem-Leeuwarden het beroep van Heringa op overmacht in de zin van noodtoestand gegrond verklaard. Heringa werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De Hoge Raad heeft deze uitspraak gedeeltelijk vernietigd en verwezen naar het Hof ’s-Hertogenbosch. Het gerechtshof heeft Heringa wegens hulp bij zelfdoding veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Namens Heringa is cassatie hiertegen ingesteld.

Door de verdediging is een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand, art. 8 lid 1 EVRM en psychische overmacht:

Overmacht in de zin van noodtoestand
De handelingen uit art. 293 en art. 294 Sr kunnen worden gerechtvaardigd indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, ook wanneer is gehandeld door een niet-arts. Hierbij moet worden aangenomen dat is gehandeld in een noodtoestand, waarbij de pleger van het feit het zwaarstwegende belang heeft laten prevaleren. Volgens de Hoge Raad zal hiervan slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Ook overweegt het Hof ’s-Hertogenbosch dat de situatie waarin Heringa zich bevond minder acuut was. Volgens het hof was niet aannemelijk dat de verdachte zich in een noodtoestand bevond: de huisarts had er moeite mee om mee te werken aan het euthanasieverzoek en Heringa heeft hierbij niet gezocht naar een andere arts. Ook is vast komen te staan dat de stiefmoeder ten tijde van haar overlijden geen last had van uitzichtloos en ondraaglijk lichamelijk lijden, ze was ‘alleen’ levensmoe en had een stervenswens. Heringa heeft eigenmachtig en in strijd met de wet de zelfstandige beslissing genomen om zijn stiefmoeder te helpen bij haar wens om te sterven.

De Hoge Raad verwerpt het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand.

Art. 8 lid 1 EVRM
De verdediging stelt dat art. 294 lid 2 Sr buiten toepassing moet worden gelaten, omdat het in strijd zou zijn met art. 8 lid 1 EVRM. Heringa zou zich als naaste van zijn stiefmoeder kunnen beroepen op de eerbiediging van zijn privéleven. Zijn bestraffing zou een inbreuk op dit recht inhouden.

Volgens het Hof ’s-Hertogenbosch is art. 294 lid 2 Sr niet in strijd met art. 8 lid 1 EVRM, omdat uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat de lidstaten op dit punt een ruime “margin of appreciation” toekomt. Zij mogen de rechten van art. 8 EVRM beperken wanneer dat in overeenstemming met de wet is en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Het middel faalt.

Psychische overmacht
Heringa voelde druk om zijn stiefmoeder te helpen, omdat zij medicijnen had verzameld. Volgens het Hof ’s-Hertogenbosch is er geen druk op Heringa uitgevoerd, omdat hij zelf heeft aangeboden om andere medicijnen te verzamelen en haar te helpen met het uitvoeren van haar wens. De Hoge Raad is het hier mee eens.

De middelen falen en de Hoge raad verwerpt het beroep.