Hoge Raad 12 maart 2019, MDMA, GHB, te laat ingeroepen medische hulp
(ECLI:NL:HR:2019:339)
Essentie
In casu is sprake van dood door schuld. Het gaat namelijk om het overlijden van de partner van de verdachte als gevolg van het gebruik van MDMA, GHB en alcohol. Het overlijden kan aan de verdachte worden toegerekend, omdat het overlijden het gevolg was van de gedragingen van de verdachte.[1]
Rechtsregel
Krachtens art. 307 lid 1 Sr kan hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie. Er is dus sprake van een causaal verband: wanneer de kans op het overlijden in zodanige mate wordt verhoogd, kan het overlijden als gevolg van die gedragingen aan de verdachte worden toegerekend.
Inhoud arrest
De verdachte wist dat zijn partner bij een feest in Haren MDMA, GHB en alcohol had genomen. Als gevolg hiervan had de verdachte geen medische hulp ingeschakeld, maar is hij vanuit Oss met zijn partner naar zijn woning in Haarlem gereden. Wanneer de medici uiteindelijk toch werden ingeschakeld nadat zijn partner buiten bewustzijn was geraakt, vermeldde de verdachte niet dat zijn partner verdovende middelen had genomen. Door het Hof is vastgesteld dat de partner van de verdachte “out” is gegaan ’s nachts in een hotelkamer na afloop van het feest. De verdachte en andere personen waren hierbij aanwezig.
De partner was “out” gegaan nadat ze een onbekende hoeveelheid GHB had gebruikt. De verdachte was ervan op de hoogte dat zijn partner GHB en MDMA had ingenomen. Zelfs wanneer de andere aanwezigen erop aandrongen een ambulance te bellen of met haar naar het ziekenhuis te gaan, verzette de verdachte zich hiertegen. Pas toen de verdachte thuis was met zijn partner, realiseerde hij dat “het fout zat” en is hij naar het ziekenhuis gereden. De partner heeft de medici niet geïnformeerd over het gebruik van verdovende middelen. Toen een arts later vroeg of zijn partner verdovende middelen had gebruikt, zei de verdachte van niet. De volgende ochtend is de partner van de verdachte overleden aan multi-orgaanfalen als gevolg van de inname van MDMA, GHB en alcohol.
Volgens het gerechtshof kon het overlijden redelijkerwijs worden toegerekend aan de gedragingen van de verdachte, omdat de kans op overlijden van zijn partner daardoor sterk was verhoogd. De verdediging luidde dat uit het dossier niet kon worden afgeleid of de vrouw niet zou zijn overleden als hij eerder medische hulp zou hebben gehad. Volgens het gerechtshof hoefde een dergelijke vaststelling niet te worden gedaan. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.[2]
[1] HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR: 2019:339
[2] HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:339