ECLI:NL:HR:2019:1449 (Rookverbod horeca)

Hoge Raad, 27 september 2019, Rookverbod horeca
(ECLI:NL:HR:2019:1449)

Door Felicity Garretsen

Essentie

De Hoge Raad bevestigt dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen ongeldig is.

Rechtsregel

Art. 8 lid 2 WHO Kaderverdrag houdt in dat de daarin voorgeschreven bescherming zich uitstrekt tot rookruimtes in horeca-instellingen en dat door het toestaan van rookruimtes in horeca-instellingen niet de door die bepaling geëiste bescherming wordt geboden. De uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen is daarom volgens de Hoge Raad ongeldig.

Inhoud arrest

Op 1 juli 2008 werd in Nederland het rookverbod voor de horeca ingevoerd. Op dit verbod geldt een uitzondering voor bepaalde aangewezen rookruimtes. De Nederlandse Nietrokersvereniging CAN heeft een procedure tegen de Staat aangespannen om deze uitzondering op te heffen. CAN vordert op grond van art. 3:305a lid 1 BW een verklaring voor recht dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes, zoals opgenomen in art. 6.2 lid 1, aanhef en onder b, Tabaks- en rookwarenbesluit, onrechtmatig en onverbindend is wegens strijd met hoger recht, voor zover die uitzondering van toepassing is op voor het publiek toegankelijke ruimtes. CAN heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat deze uitzondering in strijd is met art. 8 lid 2 van de Kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik van de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties (het WHO-Kaderverdrag).

De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat art. 8 lid 2 van het WHO-Kaderverdrag geen rechtstreekse werking heeft wat betreft de mogelijkheid om een uitzondering te maken voor rookruimtes, aangezien een daarop gerichte norm niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig in die bepaling ligt besloten.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van CAN toegewezen. Art. 8 lid 2 van het WHO-Kaderverdrag houdt in dat de verdragspartijen effectieve maatregelen moeten nemen tegen blootstelling aan tabaksrook in ‘indoor public places’. Hier vallen ook rookruimtes in horeca-instellingen onder. Niet-rokers en werknemers kunnen die ruimtes betreden en daar aan tabaksrook worden blootgesteld. Het hof heeft daarom geoordeeld dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes ongeldig is.

De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof en verwijst naar de uitspraak tussen de Staat en CAN uit 2014 (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2928 (Staat/CAN)). In deze uitspraak heeft de Hoge Raad, kort gezegd, overwogen dat art. 8 lid 2 WHO Kaderverdrag verplicht tot een effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook op de in die bepaling genoemde plaatsen, waaronder openbare gebouwen (‘indoor public places’), dat deze bescherming geldt voor eenieder die deze ruimtes betreedt of wil betreden, en dat art. 8 lid 2 WHO Kaderverdrag daarom geen uitzondering toestaat voor kleine cafés. Voor rookruimtes in horeca-instellingen geldt volgens de Hoge Raad hetzelfde. De uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen is derhalve ongeldig.